Op 29 oktober 2012 werd New York City getroffen door superstorm Sandy. Met meer dan honderd slachtoffers gaat de orkaan de boeken in als de dodelijkste die de stad ooit te verduren kreeg (Jarabeen 2010:237). Duizenden mensen raakten hun huis kwijt en miljoenen inwoners zaten dagenlang zonder stroom. Hoewel overstromingen sinds de laatste orkaan in 1938 steeds frequenter werden en de zeespiegel bleef stijgen, hadden weinig mensen deze enorme ravage voorzien. Wanneer een tragedie uit de media – en daarmee van ons netvlies – verdwenen is, leeft deze voort bij de overlevenden van de ramp.

Van februari tot mei 2013 woonde ik op Staten Island, een van de zwaarst getroffen wijken van de stad. Als cultureel antropoloog deed ik kwalitatief onderzoek naar de impact van orkaan Sandy op het leven, het wereldbeeld en de toekomstdromen van overlevenden. Zowel hun verhalen als die van studenten en vrijwilligers zijn aangrijpend. Voor de meeste mensen was deze superstorm – zoals eerder onderzochte rampen – een eye-opener voor de krachten en tekortkomingen in de samenleving (Hoffman en Oliver-Smith 2001; Aldrich 2012). Nu orkaan Haiyan zich heeft laten gelden, herhaalt de geschiedenis zich wellicht opnieuw. Staten Island in de nasleep van orkaan Sandy… een tijdloos verslag over (wan)hoop ten tijde van kwetsbaarheid.

Staten Island, in de zestiende eeuw ter ere van de Nederlandse regering vernoemd naar de Staten-Generaal, is de grootste en dunst bevolkte wijk van New York (Burrows and Wallace 1999:74; Kramer and Flanagan 2012:4). Met metershoge golven die tot twee kilometer landinwaarts schade aanrichtten, was de impact van orkaan Sandy aan de oostkust van het eiland het grootst. Deze kust vormt een divers geheel van houten bungalows en halfhoge rijtjeshuizen afgewisseld met ruime villa’s. Mike, een inwoner van middelbare leeftijd, vertelde me dat hij een hechte band heeft met zijn buren. Veel families wonen er al twee of drie generaties lang. Daarnaast wonen er immigranten van over de hele wereld. Deze eenheid in verscheidenheid en de dicht op elkaar gebouwde huizen zorgen volgens hem voor een fijne sfeer.

De nacht van de orkaan besloot Mike – net als veel andere inwoners – thuis te blijven. Hij was sceptisch over de ernst van de orkaan, aangezien orkaan Irene van 2011 evenveel media-aandacht kreeg, terwijl de schade beperkt bleef tot vijf centimeter water in de kelder. Toen de oceaan om 20:00 binnen vijf minuten van zijn enkels tot zijn middel rees, zag hij geen andere uitweg dan de nacht op het dak door te brengen. Met zijn vrouw en dochters van drie tot elf jaar oud hield hij zich staande in de smalle dakgoot van zijn bungalow, onzeker of het water daaronder tot stilstand zou komen. Stroomkabels vielen knisperend in de oceaan om hen heen en in de verte hoorde hij mensen om hulp schreeuwen. Toen het gezin ’s morgens in veiligheid gebracht werd door brandweermannen, dacht Mike dat de nachtmerrie eindelijk voorbij was. Helaas realiseerde hij zich snel genoeg dat de nasleep van de orkaan voor hem en vele anderen een tweede ramp zou betekenen.

Hoewel Sandy geen onderscheid heeft gemaakt tussen arm en rijk, is de schade tussen de verschillende huizen niet te vergelijken. Zes maanden na de orkaan zijn in drie van de vier wijken nog altijd tenten te vinden waarin burgers en vrijwilligers eten en hulpgoederen uitdelen aan de overlevenden. Veel mensen hebben hun huis verlaten en hoewel deze huizen er soms van buiten goed uit zien, zijn ze van binnen beschimmeld. Het puin stapelt zich op achter de ramen. Gescheurde rolluiken klapperen in de wind. Het vormt een schril contrast met de scheve schutting of de ondergelopen kelder in de villa’s ernaast. Sommige mensen wonen zes maanden na de orkaan nog altijd in verwoeste huizen. Niet iedereen heeft familie of vrienden die hen tijdelijk in huis kunnen nemen. Daarnaast is een huurwoning of hotel voor velen onbetaalbaar.

Mensen met een overstromingsverzekering hebben drie maanden na de orkaan maximaal 30.000 euro gekregen van de Federal Emergency Management Agency (FEMA) om hun huis weer op te knappen (FEMA 2012). De orkaan is daarmee voor velen de druppel geweest voor een persoonlijke economische crisis. Michael (een drieëntwintig jarige student) sliep drie maanden lang noodgedwongen met zijn ouders en broers in hun vochtige koude huis totdat zij het met de FEMA uitkering voor een deel konden opknappen. Om geld te besparen heeft hij samen met zijn broers het meeste werk verricht. Geld voor grote reparaties aan het dak en de muren is er niet. Keukenblokken staan beschimmeld in de tuin. Andere bewoners verblijven al maandenlang in hotels op Staten Island. Om de twee weken zitten zij in spanning of de vergoeding van deze tijdelijke oplossing door FEMA opnieuw met twee weken verlengd zal worden (Associated Press 2013; Slepian 2013).

Maar zonder verzekering konden mensen enkel steun verwachten van non-gouvernementele organisaties (NGO’s). Mensen zonder papieren, zoals de Latijns-Amerikaanse immigranten die ik sprak, waren volledig op hun familie en vrienden aangewezen. Laura, al twintig jaar woonachtig in Amerika, verloor haar spaargeld en huis tijdens de orkaan. De financiële gevolgen en het gevoel niet als volwaardig burger en mens gezien te worden, maakten haar letterlijk ziek van verdriet. De filosoof Agamben (in Downey 2009:113) beschrijft Laura’s gevoel als “de naakte mens”, de mens die enkel gezien wordt als levend wezen, maar niet mee telt als volwaardige burger in de samenleving. Zo kreeg zij een kom soep, maar is het gezien haar status onmogelijk om financiële hulp te krijgen om in haar onderhoud te kunnen voorzien. Ook is het lastig om een baan te krijgen en te behouden. Laura’s oude huurbaas dreigde bij haar klacht over niet terug gekregen borg met verklikking bij de politie. Zo maken huurbazen, en vaak ook werkgevers, misbruik van de kwetsbare positie waarin mensen verkeren en hun angst voor uitzetting. Onmenselijk, vindt ook de NGO Make the Road New York, die zich inzet voor minderheden in de stad. Deze organisatie heeft Laura’s oude huurbaas opgedragen de niet terug betaalde borg alsnog aan haar te overhandigen. Meer kunnen zij niet voor haar doen. De organisatie pleit voor een wetsverandering waardoor iemand als Laura als staatsburger wordt gezien en dus meer rechten en kansen krijgt.

Na zes maanden van onzekerheid kwam FEMA in april 2013 met nieuwe richtlijnen voor de preventie van overstromingen. Om de kosten van verzekeringsmaatschappijen te beperken, worden inwoners in de toekomst geacht hun huizen op eigen kosten te verhogen en desnoods op palen te bouwen. Wanneer dit niet gebeurd, moet men een veel hogere overstromingsverzekering betalen (FEMA 2012). Velen zijn boos over deze individuele oplossing voor een collectief probleem. Met de rug tegen de muur voelen zij zich gedwongen hun geliefde woonplaats te verlaten voor een betaalbaar en veilig alternatief, dat lastig te vinden is in een stad als New York.

Veel overlevenden van de orkaan voelen zich niet gehoord en gerepresenteerd door de overheid. De orkaan bevestigd hun wereldbeeld. Zij zien Sandy als het toonbeeld van in het verleden gemaakte fouten. De duinen en bosschages langs de oostkust hebben in de afgelopen twintig jaar plaatsgemaakt voor winstgevende parkeerplaatsen en sportparken. Met de oceaan in de achtertuin van een metropool, maakten veel New Yorkers zich al jaren zorgen over de veiligheid van hun woonomgeving. De architectuur en het afwateringssysteem was in verschillende wijken aan de oostkust van Staten Island van dusdanige kwaliteit, dat deze wijken “badkuipen” genoemd worden. Hoewel de inwoners van deze badkuipen de overheid al twintig jaar vragen om uitgekocht te worden, wordt de noodzaak van “het teruggeven van deze wijken aan de natuur” pas na de orkaan erkend.

In het kapitalistische systeem staat het maken van winst – en daarmee eigenbelang – op nummer één (Harvey 2010:191). In 2005 wees de overheid de vrije markt aan als redder in nood in de nasleep van orkaan Katrina. Na de orkaan grepen bedrijven hun kans om nieuwe, winstgevende, maar voor de meerderheid van de inwoners onbetaalbare huizen te bouwen (Adams, 2013). Veel overlevenden zagen zichzelf hierdoor genoodzaakt hun verwoeste huis en geliefde stad te verlaten. Anderen wonen acht jaar na dato nog steeds in de nood-containers van FEMA. Hoewel je zou kunnen zeggen dat bouwbedrijven en architecten “gewoon hun werk doen”, profiteren zij van de chaos en het landschap als onbeschreven blad om hervormingen door te voeren en zoveel mogelijk winst te behalen. Zo werd de chaos in New Orleans door politici en bedrijven aangegrepen om scholen te privatiseren (Adams, 2013).

Ook op Staten Island werd de orkaan door een Republikeinse politicus gezien als kans om de oostkust te hervormen. “Let’s get those shacks out of there and the people in them,” hoorde een bewoner hem zeggen. Dit zijn voorbeelden van wat Naomi Klein (2007:6) disaster capitalism noemt. Ook op kleine schaal komt dit voor. George, een 87-jarige Staten Islander, zag hoe aannemers er met zijn geld vandoor gingen nadat zij de helft van de beloofde klussen hadden uitgevoerd. Mensen zijn boos over het riante salaris van topondernemers, maar vooral over het salaris van de Chief Executive Officers (CEO’s) van hulporganisaties als het Amerikaanse Rode Kruis (ARC). De CEO van de ARC verdient 500.000 dollar per jaar, terwijl het hier gaat om een liefdadigheidsorganisatie (N.d. 2012). Volgens veel Staten Islanders, was de hulp die de organisatie bood too little, too late.

Volgens James, een medewerker van het ARC, zijn er inderdaad fouten gemaakt in de organisatie en uitvoering van de hulpacties. In plaats van drie dagen duurde het een week voordat voedselhulp ter plekke was. Het was lastig om het eiland te bereiken, een keuken te vinden waar het eten bereid kon worden, en om in korte tijd voldoende vrijwilligers te verzamelen. Kortom: “We waren er niet op voorbereid,” is de verklaring van James. De organisatie heeft volgens hem geleerd van hun fouten. Het invliegen, voeden en huisvesten van vrijwilligers uit heel Amerika is een grote kostenpost voor de organisatie. Daarom wil het ARC in de toekomst samen gaan werken met lokale vrijwilligers.

Toch zijn ook steeds meer ondernemers en architecten ervan overtuigd geraakt dat winst en economische groei niet de enige drijfveer van de economie zouden moeten zijn. Een nieuwe stroming van jonge architecten focust zich met het smart growth initiative op veiligheid, duurzaamheid en gelijkwaardigheid (Bullard 2007:25). Veel New Yorkers zijn gewend aan een top-down manier van regeren en zijn blij dat zij binnen deze initiatieven een stem krijgen. Maar velen vrezen dat politici neoliberale wetten en initiatieven zullen blijven steunen. Volgens socioloog Zygmunt Bauman (2011:14) biedt de vrije markt ons de vrijheid om succesvol te worden, en de vrijheid om te falen. Het is tekenend dat veel mensen die hun huis kwijt raken, zichzelf de schuld geven (Harvey 2010:151). Soms is een persoonlijke crisis het resultaat van onverantwoorde keuzes. Maar in veel gevallen was de banken- en huizencrisis in combinatie met een snufje pech – bijvoorbeeld een chronische ziekte – hét recept voor de financiële problemen van veel middenklassers.

De Amerikaanse ideologie van sociale mobiliteit – elke schoenenpoetser kan miljardair worden – geldt voor een handjevol mensen. Het ideaal van individuele vrijheid creëert een beeld van gelijke kansen en mogelijkheden dat niet strookt met de werkelijkheid. Binnen het kapitalistische systeem is de uitgangspositie van mensen er een van ongelijkheid (Bullard 2007:68). Armen worden hierin gezien als de collateral damage van het kapitalisme (Bauman 2011:17). Maar het is de vraag of armoede en extreme ongelijkheid – in 1992 was 42% van de nationale welvaart in handen van 1% van de bevolking – noodzakelijk en aanvaardbaar zijn (Michael Sandel – The Reith Lectures, 2009). Overlevenden realiseren zich dat je alles in één klap kunt verliezen, ook als je je leven lang gespaard hebt en zuinig hebt geleefd. Er is weinig voor nodig. Een ziekte, een scheiding, werkeloosheid…

Het grootste percentage Amerikanen bevindt zich in de middenklasse. Velen van hen hebben het gevoel tussen wal en schip te vallen. Niet arm genoeg voor de armenzorg, en niet rijk genoeg om jezelf te kunnen redden. De American Dream, door antropologe Christine Walley (2010:138) omschreven als het hebben van een eigen huis, vaste baan en stabiele toekomst, wordt sinds de economische crisis en zeker sinds de orkaan, gezien als een illusie. Een Amerikaanse mythe voor dagdromers die de realiteit niet onder ogen durven te zien. Volgens sociologe Saskia Sassen (Gesprek op 2, 2012) komt het neoliberale project, dat voor de middenklasse is ontworpen, hierdoor tot een einde.

Voor veel overlevenden, zeker voor de jongere generatie – studenten aan de College of Staten Island – is de toekomst onzeker. En hoewel politici een zware en verantwoordelijke taak hebben en zij het nooit voor iedereen goed kunnen doen, zijn studenten kritisch over de politieke koers. Sinds orkaan Katrina in 2005 zien veel mensen in dat de wederopbouw na de orkaan een affectieve keuze is geworden van betrokken landgenoten in plaats van een civiel recht waar de overheid voor zou moeten staan. “It’s a we thing, not a me thing,” zei een van de gemeenschapsleiders op een demonstratie. Zij pleit samen met veel overlevenden voor een socialistischer systeem dat het kapitalisme in goede banen kan leiden voor het algemeen welbevinden van de samenleving. Helaas zien mensen ondanks het protest veel “business as usual”. Zo worden sommige mensen geacht een inmiddels onbetaalbare hypotheek te betalen voor een huis dat er sinds de orkaan niet meer staat.

Net als Vincent Crapanzano (2003) vind ik het belangrijk dat antropologen zich in het onderzoek niet enkel focussen op wat er mis gaat, maar dat zij ook oog hebben voor de sprankjes hoop die opleven in de nasleep van een tragedie. Na de orkaan leerden buren elkaar voor het eerst echt kennen. Mensen hielpen elkaar en er ontstonden vriendschappen voor het leven. Overlevenden realiseerden zich dat de mensen om hen heen de enigen zijn die hen na de storm staande konden houden. Lokale vrijwilligersorganisaties en burgerinitiatieven schoten als paddenstoelen uit de grond. In de eerste weken na de orkaan hielpen vrijwilligersorganisaties en buren elkaar met eten, dekens en kleding. In de maanden erna hielpen honderden mensen uit binnen- en buitenland de inwoners met het puinruimen, schimmelvrij maken en wederopbouwen van hun huis. De solidariteit die mensen uit het oog waren verloren in het drukke individualistische leven van voor de orkaan, werd zo weer zichtbaar.

“Schokkend,” zei Jack – een van de studenten – “dat daar een tragedie voor nodig is.” Het gevoel van saamhorigheid en betrokkenheid dat hij al zijn hele leven op Staten Island miste, bleek er in kwetsbare tijden ineens wel te zijn. Een ramp als orkaan Sandy legt daarmee de basis van de samenleving bloot. Ondanks dat deze vaak als individualistisch wordt bestempeld, blijkt de basis van de samenleving te bestaan uit solidariteit. Voor velen is dit een eye-opener. Gezien de minieme overheidssteun, biedt die solidariteit een sprankje hoop, hoop waaraan mensen zich vastklampen om te kunnen overleven.

Het bestaansrecht van de overheid is het representeren van de bevolking. In lijn met socioloog Zygmunt Bauman (2011:11), vind ik dat de overheid zijn bestaansrecht verliest wanneer mensen zich niet langer gerepresenteerd voelen. Veel overlevenden voelen zich aan hun lot over gelaten. Met initiatieven als “Walk a mile in our shoes” protesteerden zij tegen de minieme overheidssteun. Met een wandeling door de verwoeste straten vroegen zij media-aandacht voor de impact van de orkaan. Anderen werden onverschillig en kozen ervoor om niet meer te gaan stemmen. Een begrijpelijke reactie. Maar met deze stilzwijgende afwijzing verandert er weinig. Occupy Wall street was voor veel studenten een sprankje hoop dat nu vervlogen is. Het bewijs dat protesteren uiteindelijk geen zin heeft, omdat het met geweld de kop in wordt gedrukt.

Alles moet anders, vinden studenten van ‘the College of Staten Island’. Zij formuleerden hun eigen visie van wat de American Dream zou moeten zijn. De toekomstdromen van deze nieuwe generatie bieden ons de mogelijkheid een blik te werpen op de toekomst (Giroux 2003). Hun droom bestaat niet enkel uit materialistische aspecten. Veel jongeren beschrijven solidariteit en duurzaamheid als essentiële elementen. Ook vinden zij dat de vrije markt beter gereguleerd zou moeten worden. Zelfs diegenen die heilig in het kapitalisme geloven, geven toe dat het ongelijkheid in de hand werkt. Oneindige economische groei, realiseren zij zich, is onhaalbaar. Sandy wordt door hen gezien als een “turning point in history”, een eye-opener voor de ernst van klimaatverandering. Net als socioloog Michael Sandel (Reith Lectures 2009) vinden zij dat een serieus en wereldwijd debat nodig is over problemen als klimaatverandering en de morele grenzen van de vrije markt.

Toch lijkt een debat over de samenleving en onze toekomst, die voor het merendeel van de mensheid onzeker is door gevaren van financiële kwetsbaarheid en klimaatverandering, afwezig in de Amerikaanse politiek. Ook op wereldniveau is het de vraag of deze thema’s echt leven. We zijn onderdeel van een veranderende wereld, en veranderen de wereld door de keuzes die we maken. De nabijheid van een ramp schudt mensen wakker en zet hen aan het denken. Het is de vraag hoeveel rampen er nog moeten komen voor er een fundamentele discussie en verandering in denken ontstaat, op nationaal en mondiaal niveau. Toch is de toekomst wat veel studenten betreft niet alleen somber, maar ook hoopvol. Want verandering in denken, vormt vaak de kern tot verandering in doen. Hun ogen zijn geopend, het zaadje is geplant. Wellicht werpt het in de toekomst haar vruchten af.

Drs. Lilja Anna Perdijk is cultureel antropoloog en sociaal pedagogisch hulpverlener. Dit artikel is een bewerking van haar afstudeerscriptie culturele antropologie aan de Universiteit van Utrecht. Originele titel: “Surviving Sandy – Changing Views and (American) Dreams in Times of Vulnerability”.

Wil jij ook je arikel gepubliceerd zien op antropologen.nl? Stuur je artikel dan naar webredactie@antropologen.nl, incl. een begeleidende foto om te publiceren bij je artikel en een profielfoto.