Door: Eefke Beelen

Praten over het weer, over koetjes en kalfjes, het nieuws. Deze praatjes lijken geen zoden aan de dijk te zetten en het is soms oh zo vermoeiend. Echter small talk heeft wel degelijk nut! Niet alleen is de informatie die je uitwisselt niet altijd nutteloos maar het schept ook een connectie tussen jou en je medemens. Voor een antropoloog is small talk als het ware het bindmiddel  tussen jou en de te onderzoeken cultuur.

Driessen & Janssen (2010) onderstrepen in het boek “On the subject of labour” de essentie van small talk tijdens antropologisch onderzoek. Wanneer je als antropoloog start met je veldwerk, zal je toegang moeten zien te krijgen tot je onderzoeksgroep. Met small talk leg je de eerste contacten en win je beetje bij beetje het vertrouwen van je informanten. Maar deze informele gesprekken zijn ook vaak rijk aan bruikbare informatie. Het leert antropologen the ‘do’s and the don’ts’ binnen die cultuur, bijv. of je openlijk kan vragen over religieuze of persoonlijke thema’s. Maar ook ‘insiders information’, die in een formele setting niet besproken zal worden, komt vaak tijdens small talk wel naar boven.

Wellicht realiseert niet iedereen zich dat veldwerk non-stop doorgaat, onder andere door small talk. Driessen en Janssen slaan de spijker op de kop wanneer zij zeggen, “the field is always there”. Antropologen kennen geen 9 tot 5 mentaliteit, vooral niet tijdens veldwerk. Soms lijkt dit 24/7 door te gaan. Als ik denk aan mijn eigen veldwerk ervaringen kan ik dit alleen maar beamen. Tijdens mijn onderzoek naar jachttoerisme ging ik de hele dag mee op jacht, vaak van 5 uur ‘s ochtends tot het donker werd. Doodop na een dag ploeteren door de velden en bossen word je uitgenodigd om nog in de bar iets te drinken. En dan ging ik, bang om iets cruciaals voor mijn onderzoek te missen. Terug op de hotelkamer met mijn ogen op half 7 had ik geen rust totdat ik alles had uitgewerkt.

Net als Driessen en Janssen ben ik een grote voorstander van het integreren van small talk in antropologische methodiek. Tijdens de opleiding worden studenten hier niet bekend mee gemaakt maar het is van groot belang voor het slagen van je onderzoek. Eén kanttekening kunnen we echter niet negeren. Mogen wij de persoonlijke informatie van informanten voor ons onderzoek gebruiken? Onze informanten zijn zich er immers niet van bewust dat hun uitlatingen tijdens privémomenten ook onderwerp zijn van ons onderzoek. Naar mijn mening is het de taak van de antropoloog om integer te handelen en per situatie een afweging te maken. De honger naar informatie en integriteit dient in balans te zijn. Juist in die afweging ligt de kracht van de antropoloog.

Is small talk te leren? Handige tips zullen altijd van pas komen maar zoals Driessen en Janssen zeggen: ‘You either got it, or you don’t’. Een antropoloog heeft het. Dit is een kwaliteit waarmee we ons kunnen positioneren op de arbeidsmarkt. Wij zij niet alleen goede observatoren en analisten maar met veldwerk hebben we nog meer onder de knie gekregen. Communicatieve en sociale vaardigheden in alle omstandigheden, big relevance!

Lees het artikel van Driessen en Janssen en meer ‘short essays’ in:

On the subject of labour – Essays in memory of Frans Hüsken

Huub de Jonge & Toon van Meijl

Uitgever: In de Walvis, 2010