“Hati Hati!” (“Pas op! Voorzichtig!”) roept een Balinese vrouw terwijl ze met een bezem haar erf schoonveegt in de vroege ochtendzon. De hanen maken zich op voor hun gebruikelijke ochtendritueel, het geluid dat ze produceren ontwaakt de halve straat in het toeristische Ubud. Een aantal toeristen zijn al op pad en kijken verbaasd naar de vrouw die hen toeriep. “Hati Hati!” klinkt het weer. Met een blik op de grond zien ze waarvoor de waarschuwing is; canang, de alledaagse offerandes die overal te vinden zijn.
Niet alleen in (huis)tempels maar ook op de grond, waardoor een wandeling door de straten van Bali nogal een uitdaging kan zijn voor vele bezoekers. Wanneer je op zo’n heilig geschenk voor de Balinese Goden stapt, wordt dit gezien als een zonde. Wil je gezien worden als een bewuste en respectvolle toerist, dan moet je dus uitkijken waar je loopt! Gelukkig is canang zo prachtig uitgevoerd, dat de offers voor de oplettende toerist makkelijk te herkennen zijn. Het maken van canang is een traditie ingebed in het Balinees Hindoeïsme, een geloof zo belangrijk in het alledaagse Balinese leven dat het lijkt alsof de tijd hier al lang stilstaat. Of is dit schone schijn?
In februari 2012 reisde ik af naar het verre, exotische Bali. Een bestemming die in vele reisgidsen geprezen wordt als het ‘eiland van de Goden’ en het ‘paradijs’. Tijdens drie maanden veldwerk woonde ik in een klein dorp nabij het toeristische Ubud, een stad(je) dat in de loop van de tijd een toevluchtsoort voor spirituele en culturele toeristen is geworden. Gelegen in het hart van Bali, is dit een perfecte uitvalsbasis om de rest van het eiland te verkennen. Door de ligging van het dorp waar ik verbleef, nabij de toeristische sector, was het mogelijk om een vergelijkend onderzoek te doen naar het alledaagse leven in een Balinees dorp en in een toeristische setting. Vond ik het ‘paradijs’? Ja en nee.
Voor de (culturele) toerist zou Bali inderdaad beschreven kunnen worden als een exotische prachtbestemming. Voor de bewoners van Bali is er in de laatste decennia echter veel veranderd. Het toerisme bezorgt hen werkgelegenheid, maar neemt hen ook land en vrijheid af. Zo zijn er Balinezen die niet aanwezig kunnen zijn tijdens belangrijke ceremonieën en rituelen omdat ze aan het werk zijn in Hotel X of Restaurant Y. Canang wordt in sommige gevallen niet meer thuis gevlochten maar gekocht op de lokale markt, uit tijdgebrek omdat de vrouwen – jawel – aan het werk zijn in de toeristische sector.
Daarnaast brengen de buitenlandse bezoekers vele kilo’s extra afval met zich mee, iets dat zijn uitwerking heeft op de natuur en leefomgeving van de Balinezen. Dit zijn slechts enkele voorbeelden waaraan de invloed van het toerisme op het Balinese alledaagse leven te zien is. De (inter)nationale gemeenschap in Ubud is zich bewust van deze problemen en zet steeds meer initiatieven op om de Balinese cultuur en natuur te conserveren. Ondanks alle veranderingen, beweren alle folders en brochures op het eiland de ‘authentieke’ Balinese cultuur te laten zien via fietstochten en begeleide tours. Een interessant gegeven, want precies hier vindt de interactie, en dus de interculturele communicatie, tussen bewoners en toeristen plaats.
Zoals blijkt uit voorgaande, ben ik gefascineerd door alles wat gaande is in de toeristische sector. Waarom? Omdat toerisme een van de plekken is waar culturen elkaar ontmoeten. Daar waar cultuur wordt ‘gecreëerd en verkocht’, waar de lijn tussen autheniciteit en schone schijn dun wordt. Dit gegeven komt het best tot zijn recht in de toeristische sector van het cultureel toerisme. Daarnaast heeft het toerisme niet alleen een impact op de cultuur, maar ook op de natuur en leefomgeving van de bestemming. Cultureel toerisme zou ontleed kunnen worden in de gast (toerist) en de ontvanger (bestemming), en er kan onder andere gekeken worden naar hoe mensen samenkomen.
Het is bijzonder interessant om een vergrootglas te plaatsen op interculturele communicatie; communicatie tussen verschillende culturen. Waar men eerst nauwelijks in contact kwam met andere culturenen men niet genoodzaakt was te communiceren, is dit nu wel het geval door toerisme. Met name in cultureel toerisme waar contact met de cultuur, het going native in toeristische begrippen, centraal staat. Dit betekent dat men de ‘authentieke’ cultuur te zien krijgt en mag beleven door middels van tours en excursies onder begeleiding.
Aangezien reizen één van de favoriete vrijetijdsbestedingen van de mens is en er nog veel vraagstukken op dit gebied zijn, zal dit nog lange tijd een interessant onderzoeksveld blijven. Als antropoloog streef ik ernaar om hier in de toekomst aan bij te dragen en mensen bewuster te maken van de impact die hun reizen (kunnen) hebben op de cultuur en natuur van hun bestemming. Ik hoop dan ook dat er nog veel onderzoek naar dit thema zal worden verricht!
Afbeeldingen: Debbie Vorachen
Debbie Vorachen is cultureel antropoloog gespecialiseerd in cultureel toerisme en interculturele communicatie, afgestudeerd in Utrecht en Leiden (2013). Haar eerste onderzoeken naar vraagstukken m.b.t. authenticiteit zijn verricht in Bali, Indonesie en Hidalgo, Mexico. Momenteel woont en werkt Debbie in Mexico waar zij Engelse cursussen ontwikkelt en doceert met als thema: Antropologie. Verder schrijft Debbie haar eerste fictieve boek gebaseerd op haar ervaringen in Bali en is in februari 2012 haar project Floating Flowers van start gegaan, een online magazine over cultureel toerisme.