Door: Charlotte Kemmeren
Door een antropologische bril kunnen we alles bekijken, het onbekende leren kennen en het bekende kritisch onder de loep nemen. ‘Making the strange familiar and the familiar strange’. Zo ook onze vriendschappen. De ene vriendschap betekent een introductie tot een onbekende wereld, een andere voelt eerder als thuiskomen. Wat is bepalend? Waarom is iemand een vriend?
Diversiteit, dat is wat me aanspreekt in een plek, een gezelschap, een stad. Ik ben nieuwsgierig, ik wil van alles iets weten, iedereen leren kennen, het liefst zo verschillend mogelijk. Antropoloog-eigen denk ik. Maar mijn vriendinnen, de vrouwen bij wie ik me het meest op mijn gemak voel, daarvan zijn de gelijkenissen niet te ontkennen. Stuk voor stuk bijzondere mensen, eigen persoonlijkheden, eigen denkbeelden, eigen gevoelens. We komen samen, drinken thee en bespreken hoe anders onze perspectieven zijn op het nieuws, de wereld, het leven. Hoewel? Het betaamt een goede antropoloog dit geheel in perspectief te plaatsen. Hoe anders is anders? We zijn allemaal Nederlands, rond de 25, sociaal wetenschapper en opgegroeid in een middenklasse gezin. We zijn elkaar tegen gekomen, voelden de klik en gedeelde interesses en hopen dat deze aangename vriendschap in het lieflijke stukje wereld dat comfort zone heet nog jaren kan worden voortgezet.
We bespreken de wereld, maar leren haar niet echt kennen. Niet door elkaar in ieder geval. Eén vriendin heb ik met wie het echt anders is. Met haar zoek ik niet naar de verschillen tussen ons. We liepen elkaar niet tegen het lijf op een plek waar we ons door gedeelde interesses gelijktijdig bevonden. Er was zelfs een bemiddelaar voor nodig. Ik ben haar taalcoach. Zij is Turkse, gescheiden, alleenstaand, moeder van 3, ongeschoold, woont in een achterstandswijk en kan zich niet in het Nederlands redden. Gewapend met werkboeken en een Turks-Nederlands woordenboek zocht ik haar voor het eerst op, ik was op alles voorbereid. Behalve op de vriendschap die tussen ons ontstaan is. Het was niet te vermijden. Na drie jaar thee drinken, dialogen oefenen, plaatjes beschrijven, elkaar verbazen en heel hard lachen zijn we vriendinnen geworden. Vriendinnen die niet zonder elkaar kunnen en elkaar leren over het leven. Elke week kom ik bij haar, geven we elkaar een knuffel, ploffen we neer op het kleed op de vloer en vertellen we elkaar over de week. Toen ze voor het eerst zelf een afspraak bij het ziekenhuis gemaakt had sprongen we door de kamer. Zij zegt dat mijn haar mooi zit, ik vind haar hoofddoek mooi. Als ik weer naar huis vertrek geeft zij mij zelfgebakken koekjes, ik haar huiswerk. Tesekkür ederim, zegt ze, dankjewel in het Turks. Ben tesekkür ederim, is het enige passende antwoord, ik bedank haar terug.
We zijn zo anders, onze vriendschap is anders. Maar ongelijk, dat is het niet. Alleen al de gedachte dat ik dit zou moeten missen maakt me benauwd. Elke week fiets ik weg met inzichten, ideeën, inspiratie en heel veel Turkse warmte. Ze zegt dat ik haar veel geef, meer had ze mij niet terug kunnen geven. We verbreden elkaars horizon. We hebben elkaar leren kennen en de wereld om ons heen. Normaals moet ik de vraag stellen: hoe anders is anders?