Met enige regelmaat is de antropologie terug te vinden in de Nederlandse media, vaak afgeschilderd als een avontuurlijke studie zich richt op het in kaart brengen van ‘vreemde’ mensen en culturen. Zelfs als onze eigen samenleving onder de loep genomen wordt (denk bijvoorbeeld aan de recente documentaire over de Leidse samenleving), resulteert het in exotische afschilderingen. Anne van Dokkum, masterstudent Cultural Anthropology: Sustainable Citizenship aan de Universiteit Utrecht, schreef een blog waarin ze uitlegt waarom juist het bestuderen van de gevestigde orde een sterke bijdrage kan leveren aan ons begrip van de wereld om ons heen.

 

anne dokkumDe ontdekking van de wereld door westerse wetenschappers leidde tot de geboorte van de antropologie. Er bleken mensen te bestaan die er anders uit zagen, anders leefden en andere levensdoelen nastreefden. Het systematisch onderzoeken van deze ‘andere’ volken maakte Bronislaw Malinowski tot de vader van modern antropologisch veldwerk en participatie-observatie. Lange tijd was de antropologie druk bezig andere, exotische culturen te ontdekken. Veel onderzoek binnen de eigen cultuur werd vervolgens gedaan naar minderheden zoals armen, verslaafden, zieken en andere etnische of religieuze minderheden. Antropologe Laura Nader stelde in een essay uit 1972 dat als we echt de wereld en haar mechanismen willen leren kennen, alle aspecten bestudeerd moeten worden. Om te begrijpen hoe systemen werken, moeten niet alleen gekoloniseerden, machtelozen en armen worden onderzocht, maar ook de kolonisatoren, de machtigen en de rijken. De cultuur van de machtigen kan ons veel vertellen over een samenleving, evenveel als de cultuur van de machtelozen.

In Westerse culturen betekent dit dat het onderzoeken van bureaucratische instituties en hun netwerk erg belangrijk is. Dit zijn bijvoorbeeld financiële instellingen zoals banken, nationale en Europese politieke bedrijvigheid, zorgverzekeraars, pensioenfondsen, woningbouwcorporaties, supermarkten, multinationals in de olie- en gasindustrie, voedselindustrie en kledingindustrie, humanitaire organisaties en massamedia. Deze instituties hebben namelijk veel invloed op de levens van de mensen in de westerse samenleving, maar vaak ook op de mensenlevens in culturen die antropologen van oudsher hebben bestudeerd. Gelukkig worden deze instanties al flink onderzocht. Iedereen kent bijvoorbeeld Joris Luyendijk, die een onthullend boek schreef over de bankenwereld in Londen, en antropologe Karen Ho schreef een etnografie over de cultuur van Wall Street. Luyendijk schreef ook over de Haagse politiek en over eenzijdige beeldvorming van verre landen door massamedia. Miriam Ticktin onderzocht humanitaire organisaties en asielbeleid in Frankrijk. De Groene Amsterdammer heeft recent artikelen geplaatst over de vier grootste spelers in de voedselindustrie, over pensioenfondsen en de cultuur van Brusselse Europarlementariërs. Door het bestuderen van de machtigen in de samenleving, kan er een waardevolle maatschappelijke relevantie en reflectie op het functioneren van deze vermogende instituties ontstaan. Evaluatie is belangrijk voor het functioneren van een maatschappij.

Een tweede stellingname van Nader is dat ze pleit voor het gebruik van verontwaardiging als motief om ergens onderzoek te gaan doen. De verontwaardiging leidt tot belangrijke vragen om een probleem te definiëren in een nieuwe context. Het zou ook leiden tot reflectie van de samenleving. Dit is een controversiële mening, omdat het in strijd is met het objectivistische en neutrale beeld dat er over de wetenschap bestaat. Toch denk ik dat ze gelijk heeft. Elke keuze voor een bepaald onderzoeksveld is namelijk fundamenteel gekleurd, omdat het een keuze is geweest van een menselijke wetenschapper. Antropologen zijn hierin erg eerlijk: zij beseffen dat zij zelf ook deel uitmaken van een cultuur met opvattingen, en een persoonlijke opvoeding hebben gehad. De antropoloog neemt zijn of haar eigen ideeën bewust waar en probeert de ander zo goed mogelijk te begrijpen. Verontwaardiging maakt veel energie bij mensen los en dit kan gebruikt worden voor onderzoek, mits de onderzoeker zich bewust is van de verontwaardiging. Deze energie zal goed kunnen worden gebruikt bij het onderzoeken van bureaucratische instellingen, omdat de toegang tot deze onderzoeksvelden lastig is. Zij hebben er geen direct baat bij dat je als antropoloog daar rondhangt, en wat je over ze zal schrijven zou indirect of direct banen op het spel kunnen zetten. De verontwaardiging zal moeten leiden tot een zuivere, open, eerlijke wil om hen te begrijpen, in plaats van hen aan de schandpaal te willen nagelen, zoals gevreesd wordt door veel machtige instellingen.

Naders essay is 45 jaar oud, maar nog altijd actueel. Nog steeds hebben machtige instellingen veel invloed op de levens van mensen, maar zijn weinig transparant of zichtbaar. De uitdaging deze in kaart te brengen vergt veel energie en passie, maar is altijd een waardevolle investering in onze én andere maatschappijen.

Foto: Leeuwarder Courant