Drie departementshoofden over de meerwaarde van antropologie
Antropologen bevinden zich in een lastige positie: in academische kringen vreemd voetvolk, naar de maatschappij toe verloren in een ivoren toren. Daarom gaan wij middels de rubriek ‘Wat is antropologie?’ op zoek naar antwoorden die ons helpen deze brede discipline te duiden. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor de maatschappij. Want hoe kan antropologie en haar veelheid aan concepten bijdragen aan sociaal-maatschappelijke discussies? In deze mini-reeks vragen we drie departementshoofden culturele antropologie verspreid over het land naar de rol van antropologie in het alledaagse leven, de maatschappij en hun eigen loopbaan. Bij deze introduceren wij Cristina Grasseni van Universiteit Leiden, Ton Salman van de Vrije Universiteit en Toon van Meijl van Radboud Universiteit te Nijmegen.
Merkt u dat mensen in Nederland antropologische kennis/ideeën/concepten toepassen in het alledaags leven? Zo ja, kunt u hier een voorbeeld van geven?
Cristina Grasseni: The main societal impact of anthropological knowledge is to appreciate and to let others appreciate diversity: to understand other people’s practices and values, and to respect the fact that life can be otherwise. So the concept of ‘diversity’ is probably the most used to highlight the cultural dimensions of citizenship, of social relations and of heritage in contemporary Netherlands. The concept of ‘culture’ itself has a long and controversial history and remains key to the discipline, which has progressed from defining itself as the study of ‘primitive cultures’, to a critical reflection upon contemporary and complex societies, including postcolonial and gender critique. Anthropology is in fact a multifaceted discipline and has followed different paths in multiple national traditions, some underlining its cultural focus and others its social or also ethnological vocation.This myriad of anthropological focal points is illustrated in these recent examples from Leiden researchers, who discuss the problem of culture in the ‘new economy’, and of diversity in sport. In the first case, we see how ‘best practices’ in technological innovation implicitly posit a certain image of the ideal entrepreneur. In the other, the very idea of ‘empowerment’ of minorities is put to the test in the light of how the discourse of self-help and self-defense is put into practice.
Ton Salman: Ja, om te beginnen in het alledaags taalgebruik. Maar niet altijd even adequaat. Dat maakt onze taak om er eens kritisch in te prikken des te noodzakelijker. Denk aan leuzen als “onze identiteit” en “onze cultuur”, die beide zo frequent gebruikt worden (door volkeren van Afrika tot aan Assen). Deze popularisering van het idee van “onze cultuur” is enerzijds een huzarenstukje van de antropologie maar heeft een keerzijde. Het gaf mensen een instrument om specifieke gevoelens van trots (of angst voor verlies of “besmetting”) te verwoorden – juist in deze tijden waarin netjes gecompartimentaliseerde culturen er niet meer zijn. Zo leidt het nogal eens tot “verstening” van culturen of de beelden daarover, die vervolgens intolerantie en/of angst als gevolg kunnen hebben. Daarin heeft antropologie nu een taak. We zouden moeten proberen intensiever te interveniëren in zulke discussies, en de voortdurende veranderingen binnen culturen te illustreren. We zouden moeten proberen de angst voor identiteitsverlies te ontzenuwen, door op de mooie en verrijkende kanten van de ontmoeting te wijzen, zonder de problemen te bagatelliseren.
Toon van Meijl: Ja, maar veel te weinig. In de eerste plaats moeten we niet vergeten dat er de afgelopen decennia honderden (duizenden?) antropologen zijn afgestudeerd. Zij hebben een werkkring gevonden in zeer uitlopende sectoren op de arbeidsmarkt in Nederland en sommigen in het buitenland. Velen identificeren zich niet meteen als antropoloog, wanneer zij bijvoorbeeld werkzaam zijn bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, of als invloedrijke journalist (zoals Joris Luyendijk). Zij zullen, net als vele anderen, zeggen dat ze ‘projectmedewerker’ of journalist zijn, maar dat laat onverlet dat ze in hun werk nadrukkelijk worden geïnspireerd door een cultureel antropologische benadering (een zogeheten kantelperspectief), en de inzichten die daaruit voortvloeien. In de tweede plaats zou ik willen opmerken dat het ten aanzien van actuele discussies over migratie- en integratieproblematiek en rabiaat racisme vaak ontbreekt aan een vertaling van antropologische inzichten. Natuurlijk, er zijn enkele mensen die er in slagen om consciëntieus een bijdrage te leveren aan maatschappelijke debatten over migratie- en integratieproblematiek, maar er is in Nederland geen gezaghebbende antropoloog die er in slaagt om de wijdverspreide nonsense over de integratie van migranten, vaak afkomstig van politici, systematisch te ontmantelen, zoals Thomas Hylland Eriksen dat in Noorwegen wel lukt. Natuurlijk, er zijn enkele wetenschappers die het wel proberen vanuit een andere, niet-antropologische optiek, maar zij worden helaas ook niet altijd serieus genomen. Een doorn in het oog van elke antropoloog is natuurlijk de consequente essentialisering van ‘cultuur’ in het debat over nationale identiteit, en de plaats van de zogenaamde ‘cultuur’ van migranten daarin. Wij zouden dat simpelweg moeten kunnen ontzenuwen, maar we slagen er niet helemaal in om het over te brengen. Hierbij kun je je afvragen of mensen er voor open staan, hetgeen vaak niet het geval lijkt te zijn. Antropologen hebben de middelen om het ijs te breken, maar er is te weinig sprake van dooi in het dagelijks leven in de multiculturele samenleving.
Kunt u de waarde van antropologie voor de Nederlandse samenleving toelichten aan de hand van een actueel maatschappelijk debat in Nederland?
Cristina Grasseni: Certainly one of the recent public debates to which anthropologists have contributed, is the Zwarte Piet debate. Here is an example from the Leiden Anthropology Blog. The blog entry contributes to the public debate about this specific issue by broadening its scope, and asking some key relevant questions about societies and how they work: what is the use of tradition, why are they invented, and what is the use of symbols? And further, why do certain symbols cease to unite and how do certain traditions become disputed? How can we apply this to contemporary Dutch society? Anthropological scholarship has an answer to these questions, as you will find out if you read the article, but even just asking the questions is important, for ‘non-anthropologists’ too.
Ton Salman: Een misschien niet zo’n voor de hand liggend voorbeeld: wat nu speelt in Groningen, en het recht van de Groningers op compensatie door “de rest van Nederland” voor hun lijden onder de consequenties van de gaswinning. Dat roept vragen op: bestaat dat recht?. En wie verwoordt dat recht op welke wijze, tegen welke ervaringsachtergrond en wie bestrijdt het? Zo’n onderzoek zou de stem en ervaring van mensen (inclusief die van benauwde policiti) kunnen belichten, terwijl nu alleen de politieke strijd aandacht krijgt. Daarnaast, ik noemde het al, natuurlijk de discussie over de Nederlandse identiteit tegen het licht van migratie (in wat algemenere zin) of het vluchtelingenvraagstuk (specifieker). Of de sociale media en wat deze betekenen voor (politieke) mobilisaties, voor nieuwe communicatie-modaliteiten, voor het gemak waarmee gepest of buitengesloten wordt. Al die dingen betreffen uiteindelijk de percepties van mensen, en die percepties klinken onvoldoende door in de vaak te grofmazige politieke discussies.
Toon van Meijl: Aansluitend op het tweede punt uit mijn antwoord op de eerste vraag denk ik dat het debat over de multiculturele samenlevingen baat zou vinden bij meer antropologische bijdragen, zoals van antropoloog Halleh Gorashi in een zeer recent nummer van Ethnic and Racial Studies, waarin zij het essentialisme in het debat over nationale cultuur en identiteit aan de kaak stelt. Haar inzichten zijn niet meteen uniek, maar worden wel te weinig te berde gebracht in Nederland. Het integratiebeleid van de Nederlandse regering gedurende de afgelopen twintig jaar heeft het tegenovergestelde effect van wat het beoogde te bereiken, doordat het mensen met een migratie-achtergrond systematisch uitsluit van haar constructie van de Nederlandse samenleving. De werkelijkheid is echter een stuk weerbarstiger dan politici kunnen bevroeden.
Wat is uw specialisatie binnen antropologie en kunt u beschrijven hoe u tot deze specialisatie bent gekomen? Welke keuzes heeft u gemaakt/moeten maken en hoe heeft u dit gedaan?
Cristina Grasseni: Personally I came to anthropology from a background of philosophy and history of science. I was attracted to the problem of incommensurability, namely the difficulty – even the impossibility – of translating across cultural and scientific paradigms. I wanted to study this problem in practice, following the example of a German-speaking philosopher of logics and language, Ludwig Wittgenstein. I did this through a rather serendipitous path, which included training in visual anthropology and ethnographic film-making in Britain. Currently I am working on a project connecting citizenship, the anthropology of food and ‘skilled vision’, of which you can find a short introduction on the website of Leiden Anthropology Blog.
Ton Salman: Latijns-amerikanist, sociale bewegingen, burgerschap, democratie. Deze kernwoorden stippen mijn gebieden van specialisatie aan, die deels door eigen belangstelling, deels door wat er op mijn pad kwam tot stand kwamen. Ik startte vanuit politieke motieven in de tijd van solidariteitsbewegingen uit de jaren zeventig en tachtig. Later kwam de wens de dingen beter te begrijpen, inclusief de vraag: waarom zijn veranderingen soms zo langzaam? Die behoefte de dingen beter te begrijpen door de percepties van mensen temidden van de turbulenties van hun leven centraal te stellen drijft, denk ik, veel antropologen. En in mijn geval kwamen de thema’s van burgerschap en democratie, zoals beleefd en geïnterpreteerd door doodgewone mensen, als vanzelf naar voren. De thematische keuzes die je daarbij in andere gevallen kunt maken als antropoloog staan pakkend beschreven op onze website: “Hoe ziet de belevingswereld van migranten in Amsterdam eruit, en die van schoolkinderen in een Libanees dorp? Wat maakt integreren voor Braziliaanse goudzoekers in de Surinaamse samenleving zo moeilijk? En waarom is plastische chirurgie onder Belgische jongeren populairder dan onder Nederlandse? Dat is ons vak: je duikt in bekende en onbekende werelden, ver weg en dicht bij huis. Je bestudeert thema’s als globalisering, migratie, emancipatie en mondiale en lokale ongelijkheid, en ontdekt de verschillen en overeenkomsten tussen groepen en samenlevingen. Als je geduld en echte belangstelling hebt voor de mensen met wie je de wereld deelt, is het niet vreemd dat je bij antropologie uitkomt.
Toon van Meijl: Dit is een lastige. Ik ben begonnen als antropoloog in Nieuw-Zeeland, waar ik langdurig heb gewerkt met de inheemse bevolking, de Maori’s. En nog steeds overigens. Dat kwam onder andere omdat er nog regionale specialisaties werden aangeboden op Nederlandse universiteiten in de tijd dat ik student was (jaren ’80). Als antropoloog heb ik vooral gepubliceerd over eigendomsrechten van inheemse volken, niet alleen ten aanzien van land, maar ook ten aanzien van cultureel eigendom. Daarnaast heb ik veel gepubliceerd over verschillende aspecten van culturele identiteit en culturele verandering, in het bijzonder onder jongeren die opgroeien in een omgeving die gekenmerkt wordt door culturele verschillen tussen thuis en niet-thuis (school, werk etcetera). Ik heb zes jaar in het buitenland gewerkt (Nieuw-Zeeland en Australië, waar ik ook ben gepromoveerd), maar om persoonlijke redenen ben ik teruggekeerd naar Nederland. Sinds ik benoemd ben tot hoogleraar in Nijmegen heb ik me sterk gemaakt voor een accentverschuiving naar een culturele antropologie die zich richt op culturele diversiteit in relatie tot ongelijkheid in postkoloniale en multiculturele samenlevingen in Europa. Als zodanig draag ik nu verantwoordelijkheid voor een onderzoeks- en onderwijsprogramma dat zich in toenemende mate richt op die problematiek.