Charlotte Roosen ging voor Antropologen.nl het gesprek aan met Ellen de Gier, werkzaam bij Stichting Nidos. We kennen allemaal puberaal gedrag, van kinderen, broers of zussen, of misschien wel jezelf. Probeer je dan maar eens in te beelden hoe het is om alleenstaande minderjarige vreemdelingen te begeleiden. Charlotte helpt je een handje door dit gesprek met een ervaringsdeskundige.

 

Jaarlijkse Buitenspeeldag, voorheen straatspeeldag. Hier op NDSM-werf in Amsterdam
Jaarlijkse Buitenspeeldag op NDSM-werf in Amsterdam – Stichting Nidos

“Begrijpen doe ik wel, begrip heb ik echter niet”

Aldus Ellen de Gier, werkend als jeugdbeschermer bij Stichting Nidos. Deze stichting heeft als enige in Nederland een opvang voor Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen (AMV). Dit is op zijn zachtst gezegd een uitdaging, maar Ellen heeft een achtergrond die weinig anderen bij Nidos hebben: haar opleiding Culturele Antropologie. Over deze bijzondere set van vaardigheden en hoe zij deze gebruikt in haar werk, ben ik in gesprek gegaan met haar.

Kunt u mij wat vertellen over uw werk bij Nidos?

“Als een AMV’er binnenkomt in onze stichting, is het mijn taak als voogd om een profiel van het kind of tiener te schetsen met de vraag: wie heb ik tegenover me en hoe kan ik helpen? Op basis daarvan kan een plan van aanpak worden geschreven. Nidos is als een spin in een web dat het kind verbindt aan instanties met betrekking tot onder andere; onderwijs, gezondheid, jurdische hulp voor een mogelijke verblijfsvergunning en natuurlijk onderdak. Jonge kinderen komen vaak gelukkig met familie, oma’s of tantes naar Nederland, dus die kunnen meestal met hun familie samenwonen. Veel tieners moeten echter gaan verblijven in een asielzoekerscentrum. Soms verhuizen ze naar een pleeggezin of zelfs een zelfstandige woning, maar dat hangt allemaal van het kind zelf af. Het probleem is namelijk dat onze doelgroep veelal tussen de 10 en de 18 jaar is en dus naast integratieproblemen en het achterlaten van hun huis en land ook nog last hebben van puberteitsperikelen. Vormen van agressie en woede zijn daarbij veelvoorkomende gevolgen, wat het moeilijker maakt om alles te kunnen doen om deze tieners te helpen. Bij Nidos hebben we een gedragstherapeut die hierbij kan helpen met het sturen van de jongeren.”

“Verder is een belangrijke – maar moeilijke – factor die mee kan spelen dat tieners door hun familie in het land van herkomst naar Nederland worden gestuurd om een diploma te halen, als dit in het eigen land niet lukt. Tieners moeten dus ‘slagen’ in Nederland voor een goede opleiding. Dit is niet alleen om voor zichzelf, maar ook voor hun families ver weg te kunnen zorgen. In sommige gevallen moet de tiener zelfs ook nog zorgen voor een verblijfsvergunning, zodat er sprake kan zijn van gezinshereniging. Dit brengt een immense druk en last mee voor de jongeren, die regelmatig uit een schuld- en schaamtecultuur komen, waarbij het gezien wordt als een schande om te falen. Mijn taak gedurende dit gehele proces is om het kind of de puber zoveel mogelijk structuur, veiligheid en een goede hechting te bieden aan ons en andere instanties.”

In welk opzicht komt de opleiding die u heeft genoten van pas tijdens uw werk?

Ellen komt bij deze vraag terug op haar quote “begrijpen doe ik wel, begrip heb ik echter niet” en legt vervolgens uit: “Ik heb mijn opleiding Culturele Antropologie gevolgd tijdens de eerste keer dat ik werkte bij (de voorloper van) Nidos. Het was heel handig om datgene wat ik geleerd had, handvatten, toe te passen bij mijn werk. Bepaalde normen kon ik linken door mijn opleiding. De antropologie leert namelijk de eigen subcontext mee te nemen, tijdens het contact leggen met de kinderen en tieners. Iedereen heeft zijn eigen socialisatie meegekregen door het land waarin zij opgroeien, maar ook door opvoeding, religie en economische omstandigheden. Door deze opleiding leer je niet alleen rekening te houden met hoe mensen gevormd worden, maar je komt ook jezelf echt tegen. Je eigen normen, waarden en opvattingen, waarmee je opgegroeid bent. Thema’s als vrouwenbesnijdenis of kindermishandeling, dat zijn dingen waar Nederland als cultuur negatief tegenover staat. Door antropologie leer je wel te begrijpen waar dit vandaan komt, maar echt begrip dat heb ik niet. Dit heeft mede te maken met het feit dat bepaalde culturele gebruiken, volgens de normen van mijn eigen socialisatie, voelen als fout.”

Hoe gaat u dan met dit soort thema’s om?

“Als Antropologe ben je je eigen instrument. Door je eigen socialisatie heb je ideeën over man-vrouw relaties, ouder-kind relaties en het gevoel van wat er kan of niet kan. Discussies hierover met de AMV’ers moeten in balans zijn tussen begrijpen waar het vandaan komt, maar tegelijkertijd ook te laten zien dat het wel anders kan. Aangezien ik als voogd een gezagspositie heb, gebonden aan de Nederlandse wetgeving en de jongeren toch met behoorlijke voet in het land van herkomst staan, is begrip kweken soms lastig. Door de jongeren in contact te brengen met mensen die uit hun land van herkomst komen en soortgelijke ervaringen hebben gehad, valt dit probleem te overbruggen. Bijvoorbeeld als wij te maken hebben met een meisje dat vrouwenbesnijdenis heeft meegemaakt, dan kunnen vrouwen die hetzelfde hebben meegemaakt, maar hier zichzelf niet meer aan verbinden als cultureel gebruik, met het meisje communiceren. Zij kunnen dan laten zien hoe de eigen ‘cultuur’ behouden kan worden, maar de gebruiken die in Nederland verboden en moreel schadelijk zijn, losgelaten kunnen worden. Soms schakelen we zelfs de hulp van een Imam in om hierbij te helpen.”

“Binnen een cultuur zijn er grote verschillen. Vaak wordt een cultuur gegeneraliseerd, omdat de jongeren in hetzelfde land redelijke overeenkomsten hebben. Maar de belangrijkste norm waar ik mee werk, iets wat mij aangeleerd is door mijn studie Culturele Antropologie, is te kijken naar het individu en de profilering breder te trekken dan de cultuur waarin het individu opgroeit. Dankzij antropologie heb ik geleerd met andere ogen te kijken naar de wereld, zonder angst voor het onbekende. Het erkennen van verschillen en het inzien dat één waarheid niet bestaat, maakt het begrijpen van de ander, al dan niet met begrip, een stuk eenvoudiger. ”