Door: Judith van de Kamp

Of je nu masterstudent bent, beginneling of doorgewinterd; elke antropoloog heeft zijn/haar eigen fascinatie voor een bepaald onderwerp. Dit kan komen door een reis, door een eerdere werkervaring, door de religie van je overgrootopa, of je eigen roots. Het kan ervoor zorgen dat je verliefd wordt op je eigen onderzoek.

Bij mij was het liefde op het eerste gezicht. Oef, dat klinkt klef, maar zo ging het. Ik weet zelfs precies de datum nog; het was 5 augustus 2006 toen ik nietsvermoedend de Volkskrant openvouwde (dat was toen nog zo’n grote). Meteen op de voorpagina, een artikel met de kop: “Arts-toerist biedt vaak matige hulp”. Het stuk ging over de groeiende trend onder Nederlandse gezondheidswerkers om voor een aantal weken of maanden medisch werk te verrichten in een ontwikkelingsland. Oud-tropenartsen die nog regelmatig terugkeren naar het land waar zij ooit werkzaam waren, uitten in het vervolgartikel in de zomerbijlage forse kritiek hierop:

“Ze komen een paar weken de blanke specialist uithangen, laten de video draaien als ze kauwgom uitdelen op de kinderafdeling en keren met een map vol foto’s en grote verhalen huiswaarts. Over tropische ziektes weten ze vaak niets, in de cultuur van het land hebben ze zich niet verdiept en ze spreiden in de lokale operatiekamers een westerse dadendrang ten toon die tot pijnlijke situaties leidt. (De Visser, 2006b, p.20)

Ik las het artikel met grote ogen, en nog eens en nog eens. Het was alsof Cupido niet alleen met hartjes schoot, maar ook met geweldige onderwerpen voor masterstudenten zoals ik, die op zoek waren naar een studie-onderwerp om hun tanden in vast te bijten. Nou, dit was raak. Ik kon niet meer stoppen met nadenken over ‘de zin/onzin van westerse gezondheidswerkers in ontwikkelingslanden’. Ik wilde antwoord op al mijn vragen: ‘Was het echt zo erg? En zo ja: hoe kan dat en waarom is dat zo? Of voelen de oud-tropenartsen zich bedreigd, en waarom dan precies? En wat vinden de lokale gezondheidswerkers in de betreffende ontwikkelingslanden er eigenlijk van?’.

Het Volkskrant-artikel vormde de aanleiding voor mijn (medisch-antropologisch) masteronderzoek dat ik verrichtte van september 2006 tot februari 2008, deels in Ghana. Het vormde tévens de aanleiding voor het promotieonderzoek dat ik recentelijk in oktober 2012 begonnen ben in Kameroen. Dus yes, the love story continues.


In deze reeks columns schrijf ik over mijn onderzoeksbevindingen in Ghana; over de westerse gezondheidswerkers die ik tegenkwam in de vijf ziekenhuizen die ik bezocht, en wat de lokale gezondheidswerkers hierover te zeggen hebben. Daarnaast schrijf ik over mijn huidige werk in Kameroen, en over hoe het is om als antropoloog in het veld te zitten met man en baby (want op liefde voor antropologie alleen kun je niet leven). Dit is niet altijd feest, maar wel erg boeiend, en misschien wel herkenbaar.

Reageer op deze blog of deel je eigen ervaringen via @antropologenbv of de ABv pagina op Facebook

Wie is Judith van de Kamp?

Judith studeerde ‘Culturele Antropologie der Niet Westerse Samenlevingen’ (BA) en ‘Medische Antropologie en Sociologie’ (MA) aan de Universiteit van Amsterdam. De resultaten van haar masteronderzoek over de zin/onzin van westerse gezondheidswerkers in ontwikkelingslanden haalde in 2008 de voorpagina van de Volkskrant en NRC. Bovendien won ze hiermee de Van Foreest Wetenschapsprijs (VU Medisch Centrum) mee. Nu doet ze vervolgonderzoek in Kameroen, waar ze voor twee jaar met man en baby woont. Ze is verbonden aan het Amsterdam Institute for Social Science Research (AISSR). Voor ABv schrijft ze de komende maanden over haar onderzoekservaringen.