Kay Mars studeert Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Naar aanleiding van zijn bachelorscriptie over het quotabeleid aan Braziliaanse universiteiten, schreef Kay een essay over ‘diversiteit’ waarin hij een kritische blik werpt op de relatie tussen diversiteit en dekolonisatie in het hoger onderwijs.
Afgelopen oktober presenteerde de Commissie Diversiteit van de Universiteit van Amsterdam (UvA) een rapport over (het gebrek aan) diversiteit aan de universiteit, getiteld ‘diversiteit is een werkwoord’. Diezelfde maand kopte Folia, het tijdschrift van de UvA en de Hogeschool van Amsterdam (HvA), ‘Diversiteit aan de UvA’. In oktober publiceerde Vox, het tijdschrift van de Radboud Universiteit, ook een editie geheel gewijd aan diversiteit (lees: internationalisering). Op de voorkant van beide tijdschriften schittert een zwarte vrouw.
Diversiteit is hip en in de mode en dit geldt niet alleen voor de tijdschriftenredacties op de universiteit. Niet iedereen kan zich echter herkennen in de ongekende populariteit van de term diversiteit. ‘Fuck diversiteit, we willen dekolonisatie!’ is een veel gehoorde uitspraak die ik onlangs nog hoorde op een conferentie over ‘Black Minds Matter’ en het dekoloniseren van het onderwijs. Diversiteit is verre van een eenduidig begrip, laat staan dat het een onschuldige, neutrale term is. Over welke diversiteit hebben we het en wat betekent de diversiteit waarover iedereen wel iets te zeggen lijkt te hebben?
Dit essay gaat vooral over de relatie tussen diversiteit en dekolonisatie in het hoger onderwijs. Diversiteit kan hierbij als sleutelterm gebruikt worden, maar het komt nog niet tegemoet aan waar het volgens verschillende kritische schrijvers echt om moet draaien. Wat is er mis met het huidige systeem? Wat moet er veranderen om van de universiteit een plek te maken waar iedereen zich thuis voelt en waar kennis geproduceerd en geconsumeerd wordt die losgekoppeld is van ouderwetse, koloniale waarden? Uiteindelijk gaat het om de weg naar een meer diverse, gedekoloniseerde universiteit.
Diversiteit is een werkwoord
De Commissie Diversiteit pleit in haar rapport ‘Diversiteit is een werkwoord’ voor een meer diverse universiteit en academische omgeving. Het gaat hierbij om twee verschillende, maar aan elkaar gerelateerde, vormen van diversiteit: diversiteit van mensen en diversiteit in kennis. De universiteit zou nu nog een plek zijn waar bepaalde groepen mensen en bepaalde soorten kennis structureel en stelselmatig zouden worden uitgesloten. Het gebrek aan diversiteit is een gemiste kans volgens de auteurs van het rapport. Meer diversiteit zou van grote meerwaarde zijn voor de universiteit: de diversiteit aan ideeën, standpunten en ervaringen zouden de kennis en het wetenschappelijke werk dat binnen de universiteit geproduceerd wordt naar een hoger niveau brengen. Dit sluit aan bij een artikel uit het wetenschappelijke tijdschrift Nature waarin gesteld werd dat het omarmen van diversiteit dé sleutel is naar het doen en beoefenen van goede wetenschap. Het gaat hier echter wel expliciet om dekoloniale diversiteit. Zonder deze toevoeging lijkt diversiteit een tandeloos begrip te worden.
De commissie formuleerde een vijftal beleidsadviezen voor de UvA:
- Stevige verankering van sociale rechtvaardigheid en diversiteit;
- Stel de universiteit open voor de diversiteit in de samenleving;
- Op weg naar een sociaal rechtvaardige universiteit;
- Van zogenaamd ‘egalitair’ naar ‘diversiteitsvaardig’;
- Van ‘gesloten’ kennis naar ‘open’ kennis.
De Commissie beschrijft in haar rapport de rol van kaders als dekolonialiteit en intersectionaliteit bij het ontwikkelen van een diversiteitsgevoelige taal, iets dat volgens de Commissie noodzakelijk is om tot een diverse, gedekoloniseerde universiteit te komen. Een dergelijk dekoloniaal frame is tweeledig. Ten eerste stelt het kader mensen in staat om te herkennen hoe dynamieken van machtsverschillen, sociale uitsluiting en discriminatie verbonden zijn met onze koloniale geschiedenis. Daarnaast helpt het kader mensen om te begrijpen hoe de universiteit als een instituut een belangrijke rol speelt in de verankering van westerse perspectieven – zowel binnen de universiteit als daarbuiten – ten koste van andere, niet-westerse perspectieven.
Welke diversiteit?
De Commissie stelt dat “diversiteit” een werkwoord is. Hoe pakken we echter deze klus – het diversiteitsprobleem – aan? Wat bedoelen we met het begrip diversiteit en wat bereiken we als we het een nastrevenswaardig doel maken? Is meer diversiteit simpelweg genoeg om van de universiteit een meer inclusieve institutie te maken?
Voor sommigen is de term diversiteit een hol en op zichzelf staand begrip geworden dat van alles kan betekenen. Diversiteit betekent het insluiten van gemarginaliseerde groepen mensen. Desalniettemin, bestrijdt het niet de positie van de dominante groep maar isoleert het juist hun positie en houdt het deze in stand. Mensen zullen proberen zichzelf in het witte systeem te passen en hun ‘diversiteit’ als het ware proberen te verkopen.
Diversiteitsbeleid kan dan al snel opgevat worden als een neoliberale beleidsstrategie, een bedrijfsmatige vorm van multiculturalisme. Je kan hierbij denken aan het utopische diversiteitsadvertisement waaraan bijna elke universiteit – of een andere instelling – zich wel schuldig maakt. Je kent ze vast wel: posters waarop een student met een hoofddoek trots staat afgebeeld met daaronder een of andere cheesy quote over een multiculturele omgeving (of tijdschriften over diversiteit met een zwarte vrouw op de cover). Diversiteitshokjes worden in de praktijk veel te snel afgekruist, zonder dat er ook daadwerkelijk echt iets verandert. Diversiteit wordt een leeg symbool en met het inzetten van the token minority komt er zeker geen einde aan structurele en systematische ongelijkheid.
Diversiteitsbeleid en de manier waarop er over diversiteit gepraat wordt, laat ook goed zien hoe ongemakkelijk het nog steeds is om in Nederland over iets als ‘ras’ of ‘racisme’ te praten. Het begrip wordt nu gebruikt wanneer we het eigenlijk over ras hebben, maar er toch niet over willen praten. Wanneer racisme een probleem is dat aangepakt dient te worden, wordt het probleem niet als racisme beschreven, maar noemen we het bijvoorbeeld ‘gebrek aan diversiteit’. Diversiteit is dan eigenlijk niets meer dan een soort stand-in begrip wanneer het praten over racisme te controversieel lijkt (lees: wanneer een witte meerderheid zich te oncomfortabel voelt om het bijvoorbeeld over ras te hebben). In Europa zijn we immers kleurenblind en doen we met z’n allen net alsof ras niet bestaat. Diversiteit is een leuk, lief, aardig en positief vervangwoordje voor nare termen als ras of racisme.
De dekoloniale lens, wat is dat precies?
Een ‘dekoloniale lens’ is cruciaal voor het ontwikkelen en implementeren van goed en effectief diversiteitsbeleid. Het gaat hierbij vooral over het opnieuw conceptualiseren van kennis. Dit betekent het stellen van vragen als wat voor soort kennis wordt binnen de wetenschap serieus genomen en door wie wordt deze kennis geproduceerd? Het is hierbij van belang dat kennis en de productie van kennis niet meer worden gezien als iets statisch en neutraal, maar dat ze moeten begrepen worden als een politiek project. Geen enkele vorm kennis is objectief. De kracht van dekoloniaal denken zit juist in het herkennen en (met name) erkennen van de subjectiviteit van kennis en kennisproductie.
Dekolonialiteit is echter niet hetzelfde als postkolonialisme, noch staat het gelijk aan dekolonisering of aan postmoderniteit. De dekoloniale lens gaat expliciet over het breken met het koloniale en het zich ontkoppelen van een koloniale vorm van kennisproductie. Daarnaast, in tegenstelling tot het postmodernisme, is het dekoloniale denken niet slechts gefocust op een Europese traditie, maar gaat het verder dan dit. Het concept van dekolonialiteit schept als het ware ruimte voor wat dekoloniale denkers noemen silenced subjectivities of subalternized knowledges.
Het begrip dekolonialiteit laat zien dat diversiteit an sich een op zichzelf staand en leeg begrip is. Er is dekolonisering voor nodig wil diversiteit ook daadwerkelijk enige vorm van betekenis krijgen en willen we de doelstellingen van diversiteitsbeleid bereiken. Dit betekent dus dat we onze koloniale geschiedenis onder ogen moeten zien. Diversiteitsbeleid gumt niet zomaar honderden jaren aan koloniale onderdrukking en hegemoniale, eurocentrische kennis en epistemologie uit. Door aan diversiteit – in de platte zin van het woord – te werken (diversiteit is immers een werkwoord) krijgen we geen duidelijke inzichten in het koloniale verleden en de processen van discriminatie en uitsluiting die daar het gevolg van zijn.
Dekoloniale diversiteit: enkele beleidsadviezen onder de loep
Met begrippen als ‘dekolonialiteit’ en ‘diversiteit’ kunnen we werken aan een meer inclusieve en diversere universiteit. Diversiteit zonder dekolonialisering lijkt echter betekenisloos te zijn. We hebben dus een dekoloniale lens nodig om goed en effectief diversiteitsbeleid te kunnen ontwikkelen. Hoe ziet diversiteit er uit in een gedekoloniseerde samenleving? Of is het belangrijker het eerst te hebben over een dekoloniserende samenleving, voordat we scenario’s gaan bedenken voor een wereld waar we nog ver verwijderd van zijn?
Hoe verhouden de door de Commissie Diversiteit opgestelde beleidsadviezen voor een meer diverse en inclusieve universiteit zich tot het dekoloniale denkgoed?
- Een stevige verankering van sociale rechtvaardigheid en diversiteit.
De commissie adviseert aan de UvA om diversiteitsbeleid expliciet en formeel in te bedden in het algehele beleid op de universiteit. Het diversiteitsorgaan dat verantwoordelijk is voor het diversiteitsbeleid, zou onder meer data moeten leveren over de ongelijkheden binnen de universiteit. Hier benadrukt de Commissie het belang van de registratie van etnische achtergronden hierbij. Ik ben benieuwd hoe de commissie denkt dit in kaart te brengen. In welke categorieën worden studenten en medewerkers aan de universiteit straks opgedeeld en wat voor invloed gaat deze categorisering hebben op de interpretatie van etniciteit in het dagelijkse leven? Is het wenselijk dat mensen straks ingedeeld worden in duidelijke en vaststaande beleidscategorieën, terwijl in het alledaagse leven deze categorieën veel minder duidelijk en vaststaand lijken te zijn?
De commissie adviseert aan de UvA om verder diversiteit een rol te laten spelen bij de accreditatie van haar opleidingen. Om welke diversiteit gaat het dan? Wat zijn de criteria voor een divers curriculum bijvoorbeeld? En divers, maar ten opzichte van wat? Wanneer zal een accreditatiecommissie het label ‘divers genoeg’ toekennen aan een opleiding? De commissie hamert op een stevige verankering van sociale rechtvaardigheid en diversiteit in het toekomstige beleid op de universiteit. Zolang sociale rechtvaardigheid en diversiteit door beleidsmakers echter niet begrepen worden in een dekoloniaal frame, zal hieruit voortkomend beleid weinig effectief zijn.
- Stel de universiteit open voor de diversiteit in de samenleving.
Om tot een diverse universiteit te komen, acht de commissie het van belang dat de studentenpopulaties en de groepen medewerkers aan de universiteit een daadwerkelijke afspiegeling zijn van de samenleving. Hier gaat het wederom over de vraag hoe we diversiteit kunnen meten. Natuurlijk zou een universiteit een afspiegeling moeten zijn van de samenleving. In diezelfde samenleving lijken we echter niet te weten hoe we over bijvoorbeeld een topic als racisme kunnen praten – ondanks dat we er wel naar handelen. Als onderwerpen over ongelijkheid onbespreekbaar zijn in ons dagelijkse leven, hoe kunnen we deze onderwerpen dan bespreekbaar maken in de kamers waar beleidsmakers diversiteitsbeleid ontwikkelen?
Het is dus ook hier belangrijk om diversiteit te interpreteren in een dekoloniaal denkkader. Wanneer beleidsmakers conventioneel diversiteitsbeleid om kunnen zetten naar dekoloniaal diversiteitsbeleid, én deze vertaalslag kunnen maken naar het ‘gewone volk’ in de samenleving, pas dan kan diversiteitsbeleid haar doelstellingen bereiken.
Diversiteit is belangrijk, maar zonder dekolonisering komen we niet ver. In de zoektocht naar een meer diverse en inclusieve academische omgeving is het belangrijk dat we onszelf en het wetenschappelijke werk dat we consumeren en produceren ontkoppelen van allerlei koloniale waarden. Pas wanneer we onze koloniale geschiedenis onder ogen zien, kunnen we werken aan een daadwerkelijke sociaalrechtvaardige en diverse universiteit. ‘Fuck diversiteit, wij willen dekolonisatie’ is dus een gegronde uitspraak. Wanneer begint de Radboud Universiteit er mee?