Je kunt geen stap buiten de deur zetten zonder het te horen: “Nasala Nasaalaa Naasaalaaa!!!” Kleine kinderen vanaf ongeveer vier jaar oud, totdat ze de pubertijd bereikt hebben, roepen dit vol energie, meestal in koor en met een soort melodieuze afstemming. Het is alsof er een alarm afgaat en ze iedereen willen waarschuwen: er zijn ‘blanken’ in de buurt. Zo gaat het langs de hele route over de rode zandweg van bijna vijftien kilometer lang, terwijl ik op de scooter onderweg ben naar de dorpen waar het onderzoek plaatsvindt. In tegenstelling tot deze kinderen, zijn de zeer jonge kinderen weer erg stil en staren je met wijd opengesperde ogen na, of ze zijn bang en rennen weg om zich te verschuilen achter hun oudere vriendjes. “Wacht maar tot jullie zelf ouder worden,” denk ik dan…
Ik ben in lange tijd, of misschien ook wel nooit, zo bewust geweest van mezelf, mijn komaf en mijn huidskleur. Want oh! Hoe zijn we in Nederland gewend anoniem over straat te kunnen gaan. Wat leven we in een gemêleerde samenleving met mensen van diverse komaf, met huidskleuren in allerlei tinten, en hoezeer is ons oog daaraan gewend. Hier, in Garu, Ghana, Upper East Region, is dat wel anders. Hoewel de kleine rurale hoofdstad van het district een geschiedenis kent van kerken gesticht door Europeanen, is het bezoek van een blanke eerder uitzondering dan regel en zijn toeristen helemaal zeldzaam. Ter referentie; tijdens mijn onderzoeksperiode zijn er nog een stel afgevaardigden van de Amerikaanse Menonieten kerk en nog één andere onderzoeker door het stadje gereisd, naast mij, de enige nasalas die in die tijd in Garu zijn geweest. Dit ondanks het feit dat Garu relatief dichtbij Tamale ligt, door sommigen ook wel de “development capital of West-Africa” genoemd. In deze sterk groeiende stad clusteren NGO’s zich massaal samen en richten zich op het – in vergelijking tot het Zuiden -onderontwikkelde rurale Noorden.
Ik heb mij laten vertellen dat als men blanken ziet in Garu, zij gezien worden als mensen die komen helpen en ontwikkeling brengen. “Daarom willen mensen je ook zo graag groeten en een praatje maken; omdat je een bezoeker bent,” legt iemand mij uit. Per definitie is nasala geen negatieve term, maar betekent het “vreemde” in het Kosasi, een van de vele talen in Ghana. Nasala refereert dus niet alleen maar naar (Westerse) blanken, maar naar iedereen die geen Ghanees of West Afrikaan is, of waarvan niet in één oogopslag te zien is of men hier vandaan komt. Een choquerende opmerking werd gemaakt tijdens een gesprek met een lokale verpleegster die mij zonder een spier in haar gezicht te verrekken vertelde dat ik als blanke slimmer ben en gemakkelijker kan leren. Hoewel men over het algemeen geen negatief beeld heeft van blanken, en ook de kinderen die nasala roepen dit niet met kwade bedoeling doen, went het niet en ik voel me er niet bij horen.
In eerste instantie ben je verwonderd wanneer je de kinderen hoort roepen en begrijp je niet wat er gebeurt. Ook denk je heel naïef: “Oh, dit gaat wel over, als ze me vaker zien dan is de lol er vanaf.” Echter, de lol ging er alleen voor mij af nadat ik elke dag tientalen keren erop geduid werd hoe blank en vooral hoe anders ik ben. Het waren ook niet alleen de kinderen, maar ook de volwassenen waardoor “geksssst” werd, soms gevolgd door “nasala” waarmee mensen om je aandacht willen vragen. Mijn tolerantie en incasseringsvermogen nam met de tijd steeds meer af, totdat ik het alleen nog maar irritant vond en ik, ondanks mijn goede bedoelingen, maar geen aansluiting leek te kunnen vinden. Zonder dramatisch over te komen, denk ik inmiddels een beetje te weten hoe het voelt om als celebrity de straat op te gaan, zonder anonimiteit en rust. Ook wel bekend als een milde vorm van – of een gevoel van – sociale uitsluiting.
Als alom bekende coping strategie ben ik mezelf gaan verschuilen en deed ik mijn best om – als het niet noodzakelijk was voor het onderzoek – sociaal contact en tijd buiten de deur te vermijden. Het dermate verhoogde zelfbewustzijn had op mij een sociaal averechts effect. Maar op het onderzoek had het zelfbewustzijn wél een positief effect. Het maakt je namelijk bewust van je rol als onderzoeker, je verhoudingen tot de onderzoekspopulatie en alle mogelijke vooringenomen ideeën die je hebt. Echter, als keerzijde zul je geen gevoel van going native bewerkstelligen. Ik weet ook nog steeds niet niet wat erger is om te horen: “Nasala”, “White woman” of “Hello sir”.
Afbeeldingen: Carlyn Smit
Carlyn Smit, BSc cultureel antropoloog. Voor haar afstudeeronderzoek Culturele Antropologie (2013) deed Carlyn onderzoek naar eigenaarschap en authenticiteit in relatie tot eco-tourisme in een ruraal dorp in Fiji. En gedurende de maanden februari, maart en april van dit jaar verbleef zij in Garu (Upper East Region), Ghana als onderdeel van de master ‘Sustainable Development – International Development’ aan de Universiteit Utrecht. Carlyn deed hier onderzoek naar ALP (Adaptation Learning Program), een klimaat adaptatie interventie van CARE International.