Vallen en opstaan in Centraal-Azië na de val van het Sovjetimperium

Door Lindsey Groot

De Sovjet-Unie. Het land van hamers en sikkels, collectieve armoede en angstaanjagende dictators. Waar de militaire parade aan het volk werd opgedrongen en vrijheid van meningsuiting juist werd afgepakt. Geschiedenislessen, bioscoopfilms en zelfs een hitje van Klein Orkest hebben me er altijd van overtuigd dat de Sovjet-Unie een huiveringwekkende staat moet zijn geweest en dat de val van het imperium het beste was dat haar voormalige inwoners kon overkomen.

In de zomer van 2013 vertrok ik samen met fotograaf Gert-Jan Peddemors en medejournalist – en tevens partner – Sjoerd Klumpenaar richting Centraal-Azië. We onderzochten hoe landen als Oezbekistan, Tadzjikistan, Kirgizië en Kazachstan op eigen benen zijn komen te staan na de val van de Sovjet-Unie en welke littekens het Sovjetimperium er had achtergelaten. Eenmaal daar werd ik als antropoloog en journalist keihard geconfronteerd met mijn culturele achtergrond, mijn westerse idee van de Sovjet-Unie en de vooroordelen en misvattingen die daarmee gepaard gingen. Natuurlijk kwamen deze vooroordelen niet uit de lucht vallen. Ze berusten immers op uitvergrotingen van mijn westerse waarheid over het imperium. Mijn westerse beeld van de Sovjet-Unie was dan ook niet onjuist, maar moest behoorlijk genuanceerd worden om bij een realistischere herinnering aan de heilstaat in de buurt te komen.

Eenmaal in Oezbekistan leek het echter wel alsof de mensen daar het over een hele andere Sovjet-Unie hadden dan die ik in gedachten had. Niets anders dan lof over de megastaat die haar inwoners van alle gemakken voorzag. Verhalen over geweldige vakanties aan de Krim, de rustgevende garantie op werk en inkomen en de mooie brede, groene lanen waar de parades overheen denderden, vierden de boventoon, terwijl de potdichte grenzen rondom het imperium, het gebrek aan luxe en democratie niet werden genoemd. De Lada’s op elke hoek van de straat, het goed onderhouden standbeeld van Vadertje Lenin op het plein en ‘vroeger’ als onderwerp van ieder gesprek, markeerden de heimwee van veel Oezbeken naar hun thuisland dat in 1991 definitief van de wereldkaart werd geveegd.

Doekje voor het bloeden

Hoewel die gevoelens van heimwee en nostalgie op geen enkele manier misplaatst of onterecht zijn, werd wel duidelijk dat deze nostalgische gevoelens dienen als doekje voor het bloeden. Anno 2015 is Oezbekistan immers een dictatoriale staat geworden dat haar grenzen voor haar inwoners potdicht heeft zitten. Elke vorm van westers imperialisme – van McDonalds tot de Iphone – wordt geweerd uit het land. De bevolking wordt financieel gezien aan haar lot overgelaten, maar over politiek of maatschappelijke problemen wordt niet gesproken, uit angst voor represailles vanuit de overheid. Want zoals iedere Oezbeek weet: zelfs de muren hebben oren.

Dat de geheime dienst overal is, merken we wanneer we een bewoonster van Ferghana, een middelgrote stad in het oosten van Oezbekistan leren kennen. Een paar dagen voor onze kennismaking kreeg ze een telefoontje dat ze zich in Tashkent, de hoofdstad van Oezbekistan moest melden. De overheid had te horen gekregen dat ze binnen enkele dagen een Australische vriendin over de vloer kreeg die ze tientallen jaren geleden in de Sovjet-Unie had leren kennen. Op dreigende toon werd haar gevraagd wie deze toerist was, maar nog meer; wat ze hier kwam doen en wat de Oezbeekse hiermee te maken had. Nadat de vrouw haar buitenlandse vriendin had opgehaald, trokken we de daarop volgende dagen als vijftal met elkaar op. De Oezbeekse was er echter van overtuigd dat we met meer waren. Rare telefoontjes, buren die gebonk op de deur hoorden terwijl ze niet thuis was en vreemde blikken van mensen op straat, duidden er volgens haar op dat de geheime dienst haar in het vizier had. Over politiek werd slechts één keer heel voorzichtig gesproken. In het Engels, op fluistertoon in de tuin van een internationaal hotel.

Het terugdenken aan de ‘goede oude tijd’ maakt de heersende – vaak niet of op fluistertoon uitgesproken – onvrede over de huidige situatie iets dragelijker. Daarbij wordt hún beeld van de Sovjet-Unie vormgegeven uit goede herinneringen die zijn geselecteerd en geïdealiseerd. Hoezeer de Oezbeekse overheid het Sovjetverleden probeert uit te wissen, herinneringen laten zich immers niet intomen door gedocumenteerde feiten. In die zin hebben ze wellicht weinig met geschiedenis of met het verleden te maken.

Het lijkt alsof de Sovjet-Unie met de val van het IJzeren Gordijn tevens haar rauwe randjes verloor en er gouden randjes voor terugkreeg. Zozeer, dat het zelfs voor mij, geboren na de val van de Berlijnse Muur en nog nooit in de Sovjet-Unie geweest, lastig is om géén nostalgische gevoelens te koesteren voor de heilstaat van hamers en sikkels.

Lindsey Groot ondernam deze reis naar Centraal-Azië als onderdeel van het project Menjatj. Voor dit project bezocht fotograaf Gert-Jan Peddemors samen met zeven verschillende journalisten alle voormalige Sovjetstaten (met uitzondering van Rusland) om vast te leggen hoe het ze na de val van het imperium is vergaan. Zijn prachtige foto’s en de bijbehorende verhalen zijn te vinden in het boek ‘Op Eigen Benen’, te bestellen via www.menjatj.nl.