We zitten beneden in de hal. Wij – in dit geval break-out groep 3 ‘disseminatie’ – buigen ons over de vraag hoe we onze antropologische bevindingen publiek kunnen maken in samenwerking met de mensen over wie het onderzoek gaat. Hoewel we als organisatoren hadden bedacht dat we hier al concrete stappen voor konden formuleren, blijkt niets minder waar. Waar wij – in dit geval Yvon, Merel en ik – in verschillende samenstellingen op verschillende plekken op de wereld, al zoveel gesprekken hadden gevoerd over het waarom van collaboratieve, publieke antropologie en klaar waren voor een volgende, concrete stap, is er onder de deelnemers nog veel behoefte om te praten over de waarom-vraag: zowel de legitimering als de voor- en de nadelen ervan. Moet je echt niet altijd voor objectiviteit kiezen, voor zover dat kan? Blijven we nog geloofwaardig, als ons onderzoek te activistisch is? Worden onze bevindingen niet versimpeld, als we ze publiek willen maken? Op dat moment merk ik eigenlijk pas hoeveel stappen we al hebben gezet richting een bepaalde vorm van antropologie die we, of in ieder geval ik, zou willen bedrijven. Maar ook dat er nog heel veel over gepraat en gediscussieerd moet worden. De volgende stap is ruimte creëren waarbinnen dat kan, het liefst een ruimte waarin ook iets gemaakt, gebouwd, geschreven, gelezen of geoefend wordt.
Tijdens de break-out group ‘veldwerk’ werden vragen als ‘hoe gaan we om met de verspreiding van ons materiaal?’ en ‘hoe komt de output van antropologisch onderzoek tot stand?’ ter discussie gesteld. Inderdaad, het gaat niet enkel over de verspreiding van onderzoeksresultaten, maar ook over ethische bezinning en bespiegelingen die inherent zijn aan het onderzoeksproces. Het gaat over de samenwerking met participanten en andere belanghebbenden, over de wetenschappelijke én maatschappelijke relevantie van opgebouwde kennis en over hoe deze inzichtelijk gemaakt kan worden voor een breder en divers publiek. Een belangrijk punt komt hier boven drijven; te allen tijde reflexief en zorgvuldig omgaan met het (her)formuleren van de gebaande paden waarbinnen complex, en vaak betwistbaar, materiaal wordt gepresenteerd en geïnterpreteerd.
De break-out groep ‘onderzoeksdesign’ bestaat voornamelijk uit jonge antropologen. Hoe meer we uitwisselen over het thema samenwerken, hoe meer we erachter komen dat bijna iedereen al, op één of andere manier, ervaring heeft met het verrichten van collaboratief onderzoek. De noodzaak om mee te gaan met deze beweging, van de eenzame antropoloog naar de antropoloog als samenwerker, staat niet ter discussie. Wel worden vraagtekens gesteld bij de grenzen van eventuele samenwerkingsverbanden: in hoeverre behouden we de controle over ons collaboratief onderzoek? In onze groep bevragen we deze grenzen zonder eenduidige conclusies, want als de tijd om is, zijn we nog lang niet uitgepraat.
– geschreven door Elisabet Rasch