Ghanees-Nederlandse antwoorden op globalisering
Door: Lucia Lindner
In 1990 heb ik veldwerk gedaan bij Ghanese families in Accra, Abetifi, Den Haag en Amsterdam. Momenteel begeleid ik organisaties, families en personen op het gebied van verandering, inclusief de effecten van globalisering. Dit werk deed ik voordat iemand van Wilders had gehoord en in de tijd dat Fortuyn nog alleen een Rotterdamse held was. Op een bepaalde manier maken deze kopstukken mijn werk gemakkelijker. De xenofobie ligt nu meer op straat; ik hoef nu minder op te boksen tegen een verhullende norm en sociaal wenselijke, ontwijkende antwoorden.
Rukaya en ik zitten in mijn tuin. Ze is wat stil. De jongens op school zijn niet aardig. Nee, jongens van groep 8 zijn niet aardig voor meisjes. Zelfs niet op de overwegend witte Montessorischool met in ieder gezin ogenschijnlijk minstens één jurist of makelaar. Het scheidingspercentage op deze school is laag. De ‘gebroken’ gezinnen die ik er ken co-ouderen. (Zeggen gezinnen krak? Nee. De relaties veranderen. Het huisvestingspatroon.) De kinderen bewegen zich week in week huis van huis naar huis. Hun dagelijkse benodigdheden migreren mee. Hun vestigingspatroon lijkt verdomd veel op dat van de Ghanese matrilineaire groepen. Seriële monogamie, veel betrokkenheid van andere leden van de grootfamilie bij de kinderopvoeding.
In Ghana is arbeidsmobiliteit de norm. Het is niet moeilijk om toegang tot landbouwgrond te verkrijgen en je dagelijks eten te verbouwen maar wel moeilijk om daar daar geld mee te verdienen. De trek naar steden, die in de jaren ’80 van de vorige eeuw fiks op gang kwam – internationale migratie en verstedelijking liggen in Ghana in elkaars verlengde – maakt het accumuleren van welvaart ogenschijnlijk gemakkelijker. Er is geen periode sinds de creatie van de staat Ghana dat met name gezonde jonge mannen niet hun families voor kortere of langere tijd verlaten om elders in Ghana of West-Afrika investeringskapitaal te zoeken. ‘No work, no chop’, is het adagium van Ghanese mannen bij aankomst in Nederland. Geen werk, geen voeding. Modelburgers waar Bush of een toekomstig kabinet Rutte twee zonder gedoogsteun van de PVV erg blij mee zou kunnen zijn. Ware het niet dat de periode van aankomst zo slecht verloopt dat bij een aantal mannen deze lust om hun kwaliteiten arbeidsproductief te gebruiken vergaat. Met een aantal families waarbij ik in 1990 veldwerk deed heb ik nu, 22 jaar na dato, nog contact. Op Haagse treinstations kan ik informeren naar het wel en wee van mijn vrienden in Accra en Kumasi. Ik ben inmiddels een witte tante voor de kinderen die nu studeren maar waarvan de ouders niet naar school konden vanwege geldgebrek. Ik zal hier het verhaal schetsen van Margreet en Ali en hun dochter Rukaya die ook wel Ruki wordt genoemd.
Ruki doet haar hoofd naar beneden en praat ineens langzaam. ‘We maakten graffiti in de klas. Op hout. Toen zei Jan-Willem dat dat hout mijn huidskleur is. En toen moesten de jongens heel hard lachen.’ Ik belde haar juf Tonnie op, ik was benieuwd of ze op de hoogte was van wat er speelde in groep 8. Ze wist van niets en vond het erg, het was niet de bedoeling zo in hun laatste jaar op school. Ze zou er iets aan doen. ‘Maak het bespreekbaar op hun niveau’, zei ik haar. Passen deze woorden in het jargon van een degelijke 60-jarige Montessori-juf op een witte school?
Ruki haar ouders Margreet en Ali (en daarmee Ruki) zijn slachtoffers van de zogenaamde vijflanden maatregel. Onder invloed van die regeling hebben de gemeente Den Haag, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Immigratie & Nationalisatie Dienst er alles aan gedaan om hun ‘schijnhuwelijk’ en Ali zijn ‘schijnbestaan’ te voorkomen. Ook toen Margreet zwanger werd.
De ‘vijf-landen-maatregel’ zorgde ervoor dat Ghanezen en mensen met vier andere nationaliteiten zelf moesten aantonen waar en wanneer ze geboren waren als ze in Nederland een verblijfsvergunning aanvroegen. De uittreksels uit de bevolkingsadministraties van hun landen van herkomst werden niet vertrouwd. Voor de controle op de stukken die de aanvragers van de uittreksels indienden werd Ghanees personeel ingehuurd. Deze mensen waren omkoopbaar. Als je niet op tijd een bedrag van 4 cijfers schoof werd je ‘file’ onder op de stapel gelaten of zonder redenen geweigerd. Buitenlandse Zaken hield de reden van weigering geheim om hun bronnen te beschermen. Je kan geen tegenargumenten aanvoeren als argumenten niet bekend zijn, dus beroepsprocedures verzandden in het niets. Margreet raakte verdwaald, wist niet meer wie ze moest vertrouwen. ‘Haar’ ministerie van Buitenlandse Zaken of ‘haar’ Ali, de vader van haar toekomstige kind, die wellicht gelogen had en als dat zo was wist zij niet waarom. Een andere identiteit? Nog een gezin?
Ali kon door deze situatie ondanks zijn diploma van de Nederlandse HTS en een schreeuwend gebrek aan technisch personeel twee jaar niet werken. Margreet werd alleen verantwoordelijk voor het huishoudinkomen, maar ook voor Ali zijn procedure. Ali kon zijn beeld van de taak van een man in huis niet invullen. Hij probeerde het Margreet naar haar zin maken door veel te koken en schoon te maken. Onder aanvoering van een dure advocaat hebben drie oudere neven en broers van Ali tegelijkertijd voor een Nederlandse rechtbank gezworen wanneer en waar hij geboren was. Een maatregel om toch een geboortecertificaat te krijgen voor het geval bevolkingsadministraties zijn verwoest. Margreet en Ali trouwden een maand voordat Rukaya werd geboren en Ali kreeg een verblijfs- en werkvergunning. Margreet werd kort na de geboorte depressief. Ruki bleef enigskind.
Rukaya zit op de bank bij gym. Net daar waar Jan-Willem wil zitten. Ruki wil niet opschuiven. ‘Neger’ schreeuwt hij. ‘Slaaf!’ De jongens van groep 8 raken aangesloten op de straattaal. Ruki’s vriendin, dochter van een Surinaamse, moest het hardste huilen. Tijdens een gesprek met mij moest Ruki ook huilen. Ik belde dit keer meteen naar school. De gymleraar was er niet blij mee en begrijpt gelukkig dat lik op stuk ook bij jongens van groep 8 uit de beste wijken van Den Haag werkt. Maar waarom kiezen de jongens en de meisjes van groep 8 er nog voor om met elkaar om te gaan?’ vraagt hij zich af. Je kunt daar ook blij mee zijn, legde ik hem uit. Ze moeten met hun verschillen leren omgaan. Dat is hun opdracht in dit tijdsgewricht. Zelfs bij jullie, wil ik er aan toevoegen, maar dat doe ik maar niet.
Een volwassen reactie op migratie als logisch onderdeel van de globalisering zou Nederlandse overheidsinstituties en andere organisaties goed staan. Het apart zetten van generaties mensen met een buitenlandse afkomst helpt niet. De kosten (het stigmatiseren vanwege afkomst) wegen niet op tegen de baten (het kunnen meten van achterstand op grond van afkomst.) Taal gaat buiten ‘wetenschappelijke’ beleidskaders haar eigen gang, en haar gebruikers helemaal. Jan-Willem praat zijn vriendjes na, of de buren, of zijn ouders en vindt zichzelf erg stoer en grappig.
Ali is tijdens het voorval bij gym twee weken in Ghana om de bouw van zijn huis aldaar te begeleiden. Dit moet volgens hem gebeuren ondanks zijn inmiddels goede positie in Nederland. Het is het teken van ‘’belonging,’ van lidmaatschap van de Ghanese transnationale gemeenschap. Het concrete symbool van succes, ongeacht waar je een gezin sticht of je werkende leven verblijft. En een goede pensioenvoorziening. Mams Margreet stelt hem telefonisch op de hoogte van wat er is gebeurd. Gelukkig bagatelliseert hij het voorval niet. Ze spreken af om samen bij de ouders van Jan-Willem op bezoek te gaan. Ondertussen stimuleert juf Tonnie Jan-Willem tot excuses. Hij maakte ze in collectief verband; in het bijzijn van zijn vrienden. ‘En hij meende het nog ook’, vertelt Ruki me vol verbazing.
‘Als je met hem wil samenleven ga dan in Ghana wonen’, kreeg Margreet ook nog tijdens de zwangerschap van Rukaya te horen. Ze had geïnformeerd bij een anti-discriminatiebureau, maar dit was volgens hen helemaal legaal, niet leuk, maar niets aan te doen. Ze zit er nog mee. In haar beleving hadden sommige ambtenaren die deze regelingen uitvoerden, met name de mannelijke, een triomfantelijke uitdrukking op hun gezichten. Ze deden alsof ze Nederland schoon aan het houden waren, aldus Margreet. De vrouwen hielden ook voet bij stuk maar keken meewarig naar haar zwangere buik. Was ze haar burgerschap aan het verliezen omdat ze verliefd was geworden op een Ghanese man? Werden haar burgerrechten aangevreten terwijl zij zoveel energie stak in zijn inburgering, opdat hun kinderen een braaf participerende pappa kregen?
Inmiddels heeft het Europese Hof de maatregel die Ruki haar ouders trof illegaal verklaard; het betrof discriminatie op grond van afkomst. Er is nauwelijks ruchtbaarheid aan gegeven.
Ik probeer tot een afrondend gesprek te komen met Margreet. Helaas is er geen juf Tonnie die excuses van de Nederlandse staat voor haar en Ali gaat regelen. Ze moeten hun eigen moment van loutering creëren. Ik hoop ze daarbij te kunnen ondersteunen zodat ze de irrationele reacties op globalisering die hen raakten kunnen vergeten. Ten behoeve van de Rukaya’s.