Speciaal voor Antropologen.nl (en een beetje voor zichzelf) bezocht Ruben Reus de tentoonstelling “Rhythm & Roots: Van Blues tot Hiphop” in het Tropenmuseum. Een kleurrijke tentoonstelling met op zo’n honderd vierkante meter de mooiste verzameling muziek die hij ooit mocht beluisteren. En ook nog eens een invalshoek die de doorsnee antropoloog doet watertanden…

Je loopt een donkere kamer binnen met in het midden een verzameling onherkenbare, ‘traditionele’ instrumenten onder een zacht gelige spotlight. Op de achtergrond klinkt de monotone stem van een man, zijn woorden herhaald door metgezellen en ondersteund door ritmische tikken van metaal op metaal. Rechts van de instrumenten hangt een beeldscherm aan de muur waarop vierhonderd jaar Trans-Atlantische driehoekshandel wordt afgebeeld. Aan de tentoonstelling “Rhythm & Roots: Van Blues tot Hiphop” zie je niet meteen dat het met name om de muziek gaat.

In scherp contrast met deze eerste ruimte staat de rest van de tentoonstelling. Kleurrijke collages van allerlei muziekgenres, samengesteld uit de meest herkenbare eigenschappen van het desbetreffende genre. Zo kan het bij de Rock ’n Roll afdeling niet ontbreken aan een leren jack van Elvis Presley, en prijkt bij de afdeling Reggae een grote afbeelding van …., je kunt het zelf wel invullen. Rhythm & Roots is een tentoonstelling die de visuele en auditieve zintuigen prikkelt. Bij elk genre de mogelijkheid om je oordopjes in te pluggen en al lezend over of kijkend naar een oorsprongsverhaal een paar minuten te genieten van muziek. Hier en daar zie je iemand een linker- of rechtervoet op en neer bewegen, ritmisch met het hoofd knikken, of ronduit losgaan op de meest prachtige ritmes en melodieën. Muzikaal gezien een geweldige ervaring, maar was er niet nog iets wat deze tentoonstelling ter sprake wilde brengen? Is het “Rhythm & Roots” of “The Roots of Rhythms”?

Music is entertainment, a universal language” – Ray Charles.

Jazz is a white term to define black people” – Nina Simone.

Twee van de vele quotes die verspreid over de tentoonstelling te lezen zijn en zeer pakkend weergeven wat de tentoonstelling uit lijkt te willen dragen, tegenover wat het aan wil kaarten: muziek tegenover racisme. Als bezoeker swing je van genre naar genre, lees je over sub-genres, over vergelijkbare ritmes, melodieën, songteksten, over uitwisseling van instrumenten. Maar je leest ook over het verbod op trommel instrumenten voor slaven, over ‘race-records’ in de jaren ’60, of over ‘gemixte’ bandleden in de Ska scene. Het eerste lijkt het thema van de tentoonstelling, het tweede een verzameling interessante anekdotes. Zou dit een weloverwogen artistieke overweging geweest zijn van de makers? Of speelde commercie – en diens handlanger controversie – ook een rol in de uiteindelijke beeldvorming?

Want als er geen rekening gehouden hoeft te worden met de commerciële factor van een tentoonstelling zou het er al snel anders uit kunnen zien. In plaats van “Van Blues tot Hiphop” zou de ondertitel bijvoorbeeld “Van field hollers tot race records” kunnen lezen. In plaats van het motorjack van Elvis Presley zou er een jurk van Nina Simone gepresenteerd kunnen worden. In plaats van alleen sporadisch het slavernijverleden aan te halen om de link tussen muziek en racisme te benadrukken, zou ook de hedendaagse muziek van bijvoorbeeld Beyonce en Macklemore getoond kunnen worden om daarmee de actualiteit van racisme en onderdrukking te bespreken.

“Je kunt het ook niet te ingewikkeld maken”, legt een medewerker van het museum uit die ons helpt aan de contactgegevens van de makers van de tentoonstelling. “Het moet te bevatten blijven voor het algemene publiek”. Deze uitleg legt de vinger op een schijnbaar onvermijdelijk probleem voor de tentoonstelling en misschien wel voor tentoonstellingen in het algemeen: Hoe leg je een ingewikkeld en gevoelig verschijnsel op een begrijpbare manier uit aan het grote publiek?

Het zijn niet alleen de anekdotische verwijzingen naar racisme die de hapbaarheid van de tentoonstelling maken. Door de tentoonstelling heen zijn verschillende tegenstellingen merkbaar die genoodzaakt lijken om niet te verdwalen in een brei van nuances. Traditioneel tegenover modern, wanneer er gesproken wordt over instrumenten, dansvormen en het idee van innovatie. Dynamisch tegenover statisch, wanneer het gaat over de ‘origine’ van een genre en het ‘mixen’ van genres, of over de samenhang tussen melodie, ritme, dans en tekst. ‘Westers’ tegenover ‘niet-Westers’, wanneer de origine van genres, instrumenten of ritmes een geografische toelichting nodig heeft.

Zo komt het dat een ‘griot’ wordt gekarakteriseerd als een traditionele artiest uit Mali met een niet-Westers instrument, terwijl tegelijkertijd de man die als zodanig gekarakteriseerd wordt een duidelijk modernistische kijk heeft op zijn muziek en muziekinstrumenten (“je moet altijd verbeteren”). Of dat Soul, Reggae en Bossa Nova gekenmerkt worden door hun activistische teksten, terwijl een uitspraak van Samba zangeres Lilian Vieira je doet afvragen of activisme niet inherent is aan het maken van muziek (“het zit in mijn bloed, het zit in mijn voeten, in mijn ziel. Het is de basis van mijn bestaan, eigenlijk”).

Zoals een goed antwoord nieuwe vragen oplevert, zo moet een goede tentoonstelling nieuwsgierigheid opwekken. Echter, door de nadruk op de dynamiek van muziek blijven nieuwe vragen over de samenleving waarin deze muziek tot stand komt achterwege. Het gebruik van algemeen bekende uitingen van racisme uit het verleden inspireert geen kritische blik op de hedendaagse samenleving en de rol van klasse, etniciteit of gender binnen de muziekwereld. Het lijkt een vicieuze cirkel: een simpele presentatie leidt tot een simpele interpretatie, welke de noodzaak creëert voor een nieuwe simpele presentatie. Ik zou zeggen, neem de simpelheid van het museumpubliek niet voor lief. Daag uit, confronteer, terg het publiek, en creëer zo de noodzaak voor een tentoonstelling die meer prikkelt dan oog en oor.

Uitgelichte afbeelding: “‘Traditionele’ instrumenten in Tropenmuseum”, door Ruben Reus