Dit is het eerste deel van een serie over de vraag ‘wat is antropologie’. De eerste die deze vraag beantwoordt is Vincent de Rooij, docent bij Sociologie en Antropologie aan de Universiteit van Amsterdam.

Antropologie (van het Griekse ‘anthrōpos’, mens) betekent letterlijk studie of wetenschap van de mens. Antropologen willen weten hoe mensen overal ter wereld door het aangaan van sociale relaties op heel verschillende manieren vorm en betekenis geven aan hun leefwerelden. Antropologisch onderzoek kenmerkt zich door een radicaal holistisch uitgangspunt: wat zijn/haar onderzoeksvraag ook mag zijn, de antropoloog zal altijd alle facetten van het menselijke bestaan in zijn/haar onderzoek proberen te betrekken. Een antropoloog die bijvoorbeeld onderzoek doet naar de sociale en culturele betekenis van dialect in Limburg zal moeten kijken naar de geschiedenis van Limburg, naar de economische ontwikkelingen in deze regio, naar de verknoping van religieuze en politieke macht, naar het gebruik van dialect in uitingen van populaire cultuur (denk aan buutreedners, conferenciers tijdens carnaval) en rol van media hierin, maar ook naar het gebruik van dialect onder notabelen, om te kunnen begrijpen hoe het dialect in lokale relaties verweven zit.

Antropologen willen de mensen onder wie zij onderzoek doen, leren kennen door gedurende langere tijd met hen te leven, te praten, en mee te doen in hun dagelijks leven. Deze methode van participeren en observeren noemen we participerende observatie en is een van de belangrijkste kenmerken van etnografisch veldwerk. Door langdurig contact en gedeelde ervaring tijdens veldwerk leert de antropoloog begrijpen en invoelen hoe anderen in het leven staan. Het verwerven van deze ‘diepe’ kennis van en over anderen maakt het ook noodzakelijk om speciale aandacht te besteden aan de manier van rapporteren van onderzoek. Het schrijven van antropologen kenmerkt zich vaak door een literaire beeldende stijl. Ogenschijnlijk onbeduidende gebeurtenissen kunnen speciale betekenis hebben die vervolgens in hun onverwachte complexiteit en verstrengeldheid met andere fenomenen en gebeurtenissen worden geduid.

In het verleden waren met name overzichtelijke niet-industriële samenlevingen en culturen in het Zuiden het onderwerp van studie van antropologen. Vaak werden deze beschreven als op zichzelf staande afgebakende en in de tijd verstilde objecten van studie. Na de Tweede Wereldoorlog, tijdens de periode van dekolonisatie, is daaraan snel een eind gekomen en zijn antropologen steeds meer ook ‘thuis’ onderzoek gaan doen.

De effecten van intensivering van internationale economische relaties worden steeds zichtbaarder; mediatechnologie heeft een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt; en op veel plekken op de wereld is er sprake van transnationale migratie. Tengevolge van al deze processen realiseren antropologen zich tegenwoordig dat ook de kleinste, meest geïsoleerde gemeenschappen grondig verbonden zijn met de ‘buitenwereld.’

De hedendaagse antropologie beperkt zich daarom niet langer tot de studie van specifieke regio’s of thema’s maar richt zijn aandacht daarom op de meest uiteenlopende onderwerpen: van de betekenis van plastische chirurgie in Brazilië, tot de dagelijkse ‘politiek’ van roddel in Tuvalu, van de macht van ambtenaren in de instituties van de Europese Unie.