Door: Rivke Jaffe
Antropologie is een universitaire discipline, iets wat je kan studeren, een manier van onderzoek doen, over mensen, in eigen land en ver daar buiten, over waarom mensen doen wat ze doen. Maar wat is antropologie nou echt dan? Op deze vraag zijn meerdere antwoorden mogelijk. In deze serie geven prominente antropologen antwoord. Na de eerste bijdrage van Vincent de Rooij geeft antropologe Rivke Jaffe haar visie. Zij is onderzoeker en docent aan de afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies van de UvA.
Antropologie is voor mij een discipline die inzicht kan bieden in wat ons als mensen verdeelt en wat ons verbindt; het biedt inzicht in de sociale problemen waarmee we worstelen maar ook in de oplossingen die mogelijk zijn. Antropologisch onderzoek toont de enorme mondiale diversiteit aan menselijk gedrag en uitdrukkingsvormen, maar wijst ook op de vergelijkbare onderliggende sociaal-culturele processen en patronen die wereldwijd te herkennen zijn.
Antropologie is van oudsher een vakgebied dat zich bezig houdt met cultureel verschil. Lange tijd hebben antropologen zich gericht op bevolkingsgroepen die als heel anders werden gezien en het liefst ook heel ver weg woonden. Veel van dit onderzoek vond plaats in het kader van koloniale expansie: de eerste Nederlandse antropologieopleidingen waren vooral bedoeld om ambtenaren op te leiden die in Nederlands-Indië gingen werken. In de koloniale tijd werd antropologisch onderzoek vaak ingezet om verschillende groepen mensen te categoriseren en te rangschikken – het is niet zo verbazingwekkend dat de kolonisator meestal bovenaan kwam te staan in dit soort hiërarchische modellen. Tegen de achtergrond van dekolonisatie maar ook de diversifiëring van de beroepsgroep zelf, zijn antropologen steeds zelfbewuster en kritischer geworden over hun eigen rol in het creëren van ideeën over verschil.
We willen op een zinvolle manier over culturele diversiteit kunnen praten, en laten zien dat wat één groep mensen raar vindt, voor een andere groep heel normaal is, en andersom. Veel antropologen doen nog steeds onderzoek in een culturele context die sterk verschilt van die waarin ze zelf zijn opgegroeid. Zo leer je niet alleen dat het vreemde normaal kan zijn – je leert ook je eigen samenleving met nieuwe ogen bekijken: wat je altijd normaal vond is misschien best raar.
Deze nadruk op verscheidenheid – de wil om culturele en geografische grenzen heen kunnen kijken – is één van de krachten van het vakgebied. Maar we moeten tegelijkertijd ook leren omgaan met het problematische erfgoed van de koloniale antropologie, die een wereld schetste waarin verschillende culturen werden afgebeeld als scherp van elkaar afgebakend, als onveranderlijk en onverenigbaar. Dit idee van opzichzelfstaande culturen die elkaar niet beïnvloedden klopte nooit echt. Maar het slaat al helemaal de plank mis in een tijd van globalisering waarin allerlei vormen van culturele, economische en politieke interactie en uitwisseling het idee van culturele ‘puurheid’ onhoudbaar maken. Toch zien we deze visie op cultureel verschil terug in de taal van veel politici, die verschillende culturen als onverzoenlijk en onverenigbaar anders neerzetten. Hier ligt dan ook een belangrijke taak weggelegd voor hedendaagse antropologen: laten zien hoe groepsgrenzen nooit natuurlijk of onveranderlijk zijn, en hoe lijnen van cultureel verschil, van erbij horen of anders zijn, altijd betwist kunnen (en misschien wel moeten) worden.