Op zaterdag 25 januari kwam het publieksboek van Lizzy van Leeuwen uit, met als titel: De Hanenbalken; zelfmoord op het platteland. Van Leeuwen beschrijft in haar boek allereerst de geschiedenis van suïcide onder boeren, waarna er een etnografisch verhaal wordt opgemaakt gebaseerd op onder andere vele gesprekken met nabestaanden. Daarnaast doet Van Leeuwen suggesties voor mogelijke sociale en psychische hulpverlening. Eerder was er op deze site aandacht voor het onderzoek van de cultureel antropologe naar het taboe van agrosuïcide. Harde cijfers over het fenomeen zijn er niet in Nederland, het CBS houdt dit niet bij. Toch stelt Van Leeuwen in haar boek, zoals eerder in haar onderzoek, dat het hier een serieus probleem betreft.
Door schaalvergroting, faillissement, gebrek aan opvolgers en vergevorderde mechanisering worden steeds meer boeren gedwongen hun (familie)bedrijf te sluiten. Daarnaast zorgen uitbraken van Mond- en Klauw Zeer, BSE (Gekke Koeien Ziekte) en Vogelpest voor angst, onzekerheid en stress. Voor de boeren wiens veestapel vernietigd wordt vanwege deze ziektes, zijn de emotionele gevolgen niet te overzien.
De uitzending van 28 januari 2014 van Altijd Wat van de NCRV besteedt aandacht aan de moeiten op het platteland. Lizzy van Leeuwen komt hierin aan bod om haar visie op het fenomeen te delen. Naast haar onderzoeksresultaten wordt besproken hoe de beeldvorming van boeren is in de media, zoals dat bijvoorbeeld tot stand komt in het populaire programma Boer Zoekt Vrouw. De antropologe stelt dat er een eenzijdige, geromantiseerde weergave van de werkelijkheid ten tonele wordt gebracht. Tevens wordt het boek van Gerbrand Bakker, Boven is het Stil (waarover meer op deze website) genoemd. Van Leeuwen zegt hierover dat het gebrek aan communicatie in de boerenwereld, dat in Bakkers boek zo ijzersterk wordt beschreven, een belangrijke kern van de problematiek op het platteland vormt.
Een prachtige dialoog passeert de revue, wanneer gevraagd wordt waarmee Van Leeuwen haar bevindingen kan staven, gezien het gebrek aan harde data. Van Leeuwen voert een discussie die menig antropoloog heeft gevoerd en waarschijnlijk nog tijden zal voeren. Ze redt zich door te benadrukken dat er zonder harde cijfers misschien geen generaliserend beeld geschetst kan worden maar dat verdieping in de onderzoeksgroep, het aangaan van relaties en het bouwen van een relevant netwerk, een zeer goede indruk geeft van de kwesties die spelen, de taboes die in stand worden gehouden en het leed dat er schuilt. Al met al een veelzeggend optreden van Van Leeuwen over een bevolkingsgroep, een beroepsgroep en een onderwerp waar het laatste antropologische woord hopelijk nog lang niet over gezegd en geschreven is.