Willem Koops, emeritus universiteitshoogleraar, werkte van 1971 tot 1981 als universitair (hoofd) docent ontwikkelingspsychologie; van 1980 tot 2000 was hij hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de VU, vanaf 2000 aan de UU. Hij publiceerde meer dan 60 boeken en 300 artikelen in wetenschappelijke tijdschriften. Voor antropologen.nl schreef hij een artikel over het boek van Hub van Wersch ‘Grijpen naar Lucht. Fraude, moord en wetenschap’. In deze academische roman (2019) staat de wetenschapsfraude centraal.

Een academische roman

Een bespreking van: Hub van Wersch (2019). Grijpen naar lucht. Fraude, moord en wetenschap. De Bilt: HaEs producties.

Door Willem Koops

Er zijn in de Nederlandse taal weinig romans te vinden die academische verhoudingen en de universiteit centraal stellen. De romans van W.F. Hermans’ Onder professoren en Uit talloos veel miljoenen zijn inmiddels verouderd. Deze romans spelen zich af in de jaren zeventig, zijn cynisch en vertonen sporen van Hermans wraakzucht en minachting. Van Wersch’ nieuwe boek is aanmerkelijk moderner, minstens zo goed geschreven, en geeft een mooie en interessante inkijk in het wetenschapsbedrijf en in de collegiale verhoudingen binnen de Universiteit.

Het wetenschapsbedrijf dat Wersch kennelijk beheerst en goed over het voetlicht kan brengen is dat van de culturele antropologie. De hoofdpersoon (die overeenkomsten vertoont met de schrijver) is India-expert en trekt naar Bombay om daar onderzoek te doen naar de grootste staking uit de wereldgeschiedenis: de staking van 247 000 textielarbeiders, die begon op 18 januari 1982 en uiteindelijk leidde tot het einde van de textielindustrie in Bombay. De hoofdpersoon, Stefan Smits, is “…expert op het gebied van de gevolgen van de aanwezigheid van grote buitenlandse ondernemingen in landen als India” en heeft oog voor de emancipatie van arbeiders.

Het – in Bombay te verrichten – onderzoek bestaat in hoofdzaak uit het interviewen van arbeiders. Stefan beheerst Hindi en in zekere mate Marathi, talen die hij onvoldoende beheerst om scherp te kunnen interviewen. Bovendien worden er in Bombay vele talen en dialecten gesproken, die Stefan niet beheerst, en dus heeft hij een tolk nodig. Het vinden van zo’n native speaker, die geschikt is om het vertrouwen van de arbeiders te winnen, is een belangrijk aspect van de onderzoeksmethodologie. Andere zeer lastige kwesties betreffen de selectie van arbeiders: hoe krijg je ze bereid mee te werken en hoe zorg je voor representatieve steekproeven? Samenwerken met vakbonden is onvermijdelijk, maar methodologisch riskant: vakbonden selecteren de te interviewen arbeiders zo dat ze hun eigen vakbondsstraat schoonvegen. Verder bieden vakbonden soms aan hun eigen ruimte beschikbaar te stellen voor de interviews, zodat daar een vakbondsbaas bij aanwezig kan zijn. De auteur legt aan de lezer uit hoe al deze factoren het onderzoeksresultaat kunnen beïnvloeden, en welke moeite Stefan neemt om die contaminerende factoren te vermijden. Elke oplossing levert gewoonlijk weer nieuwe problemen op. Zo besluit Stefan om de arbeiders bij hen thuis te interviewen, maar dat leidt in Bombay tot buitengewoon tijdrovend en complex gereis. De lezer krijgt een boeiende en vaak meeslepend verhalende inkijk in het veldwerk van een cultureel antropoloog. Hierin is de roman ijzersterk.

Ook zijn inzichten in de achterliggende politieke verhoudingen zijn sterk. Deze laten duidelijk zien hoe de corrupte en door de overheid bevoordeelde vakbond vooral fabriekseigenaren steunt en voor de arbeidersemancipatie geen enkele belangstelling heeft. Deze bond staat tegenover de vakbond, die de staking organiseert. De laatste wordt geleid door dokter Datta Samant, een idealist, die 15 jaar (na de door hem begonnen staking) op klaarlichte dag wordt vermoord door een doodseskader met Uzi’s. Hij was kennelijk te staatsgevaarlijk, te charismatisch en arbeider centrisch. Stefan probeert zijn enquêtes aan te vullen met archiefonderzoek, om inzicht te krijgen in de ingewikkelde gepolitiseerde achtergronden. Dit blijkt al snel problematisch in India: de tegenwerkende bureaucratie is alom aanwezig, want wat wil deze buitenlander precies? Welk belang en wiens belang worden door zijn onderzoek gediend? De roman geeft een boeiend beschreven inzicht in de diplomatieke gaven van Stefan, gaven die bij dit soort onderzoek niet gemist kunnen worden.

Echter, waar het in deze roman écht om draait is de zwaar aangezette concurrentiestrijd tussen collegae binnen de Vakgroep Culturele antropologie van de Universiteit van Amsterdam (UvA). De gehele roman is doortrokken van de strijd tussen Stefan Smits en zijn collega Robert Picard. Het onderzoek van Stefan naar de staking in Bombay wordt van meet af aan gemotiveerd door de strijd tussen deze twee om een leerstoel, die binnen de Vakgroep vacant is. Al in de eerste bladzijden van de roman stelt Stefan vast dat “een hoogleraarschap binnen handbereik ligt”, waarbij hij benoemt “…dan moet ik me wel Robert Picard van het lijf houden.” Ook laat Stefan glashelder doorklinken hoe onsympathiek hij die Picard vindt. Hij noemt hem “een onberekenbare gladjanus (…) Niet indrukwekkend, niet aantrekkelijk, niet betrouwbaar”. Daarnaast verdenkt Stefan zijn collega van frauduleuze omgang met vrouwelijke studenten met de woorden “een nummertje voor een cijfertje”[1]

Vanuit Bombay probeert Stefan op alle mogelijke manieren Pickards reputatie te beschadigen. Als dan blijkt dat Picard plagiaat pleegde, denkt Stefan een vrijbrief naar zijn hoogleraarschap te hebben bemachtigd. In Nederland onderzoekt een commissie de zaak, maar tot grote ergernis van Stefan wordt de uitkomst van het onderzoek geheimgehouden. Op, wat mij betreft, niet zelden voorkomende wijze, houdt een laffe decaan, samen met een laffe rector de zaak onder de pet en de benoeming van Picard gaat gewoon door. Stefan komt op plaats twee terecht.

Hij verzint een truc: de echtgenote van een bevriende collega was lid van de commissie en beschikt over het belastende eindrapport. Er wordt een journaliste van Folia naar de betreffende dame gestuurd. De twee vrouwen zitten in een complot samen met de vriend van Stefan, dit alles volgens de opzet van de laatste. Tijdens het interview (over irrelevante zaken) ligt het rapport op tafel. Volgens plan wordt de echtgenote van de bevriende collega telefonisch door haar echtgenoot weggeroepen, en ze blijft lang genoeg weg om de Folia-journaliste de ruimte te geven met haar IPhone het rapport te kopiëren. Folia schrijft daarna uitvoerig over het plagiaat, al citerend uit het rapport. Het doel wordt bereikt: Picard is uitgeschakeld en Stefan wordt benoemd.

Er gaat nog iets mis. Als Stefan zijn gegevens uitwerkt (nog in India) dan gooit hij de ruwe gegevens weg, nadat hij ze samenvattend heeft beschreven. Dit doet hij terwijl zijn echtgenote en kinderen op bezoek zijn in India. Als zijn dochtertje een beker citroenlimonade over zijn computer morst, blijkt deze definitief gecrasht. Weg data, weg tekst. Er zit niets anders op dan het verhaal naar beste kunnen te reproduceren, zonder nog de controleerbare gegevens te kunnen toeleveren.

Kritiek op deze roman is er ook. Zo is de tweede verhaallijn – over een romantische affaire – te zwaar aangezet en te omvangrijk, Hierdoor lijkt het alsof er twee romans zijn samengebracht: één over het academische bedrijf en één over een gepassioneerde liefde. Als ze uit elkaar getrokken worden, dan zou ik de eerste met rode oortjes hebben uitgelezen, maar de tweede juist niet. Enfin, beide zijn op slimme wijze verweven en wel zo dat het een donkere schaduw legt over het begeerde hoogleraarschap.

Verder kan de beschrijving van de motivatie van het wetenschappelijk onderzoek dat Stefan verricht als hinderlijk worden ervaren. Immers, Stefan doet onderzoek om sterker tevoorschijn te komen dan zijn “concurrent” om aldus in zijn plaats te worden benoemd tot hoogleraar. Zo verwordt het wetenschapsbedrijf tot een ordinaire “baantjesjagerij”. Daarnaast mist een heldere vraagstelling van Stefan. Hoe denkt hij welke cultureel antropologische theorie vooruit te brengen? Welke uitkomsten maken zijn onderneming succesvol?

Ten derde zijn er een aantal storende details voor wie de academie kent. Enkele voorbeelden: een benoemingsprocedure met een dubbele voordracht wordt niet overgedaan als de eerste kandidaat wegvalt, zoals de roman suggereert, maar in dat geval wordt gewoon nr. 2 benoemd. Wie zijn gegevens in een artikel of boek verwerkt gooit die gegevens nooit weg (zoals Stefan doet) maar rapporteert ze en bewaart ze ten behoeve van de controleerbaarheid van het onderzoek. Studenten met klachten over ongewenste intimiteiten kunnen zich bij elke universiteit desgewenst anoniem wenden tot een onafhankelijke vertrouwenspersoon en raakt niet in allerlei onfrisse verwikkelingen verzeild zoals de roman suggereert.

Ondanks enkele storende details is deze roman voor iedereen interessant die van binnenuit wil meebeleven wat cultureel antropologisch onderzoek is en die van binnenuit wil meebeleven waar verwerpelijke concurrentie in de academie toe kan leiden. Dat ook cultureel antropologen ver van huis ongewenste relaties aanknopen is misschien reëel, maar in deze roman minder interessant.

Grijpen naar lucht beschrijft academische toestanden die helaas wel eens voorkomen. De roman is buitengewoon onderhoudend, zoniet meeslepend geschreven. Hub van Wersch is een serieus te nemen auteur, die een helder opgebouwde en zeer goede roman schreef. Graag gun ik hem de literaire waardering die hij verdient. Daarnaast is hij buitengewoon goed geïnformeerd over tal van feiten, zoals in dit geval die over de beschreven staking, die daadwerkelijk in 1982 plaatsvond.

[1] Voor wie dit ongeloofwaardig vindt: na het verschijnen van de roman is aan de UvA een hoogleraar vervolgd die volgens de media “een acht voor een nacht” leverde.